Abstract
Licentiëring en interpretatie van geïnverteerde subjecten in het Italiaans. Het centrale onderwerp van dit proefschrift is het verschijnsel dat bekend staat als subjectinversie. In talen zoals het Italiaans kan het onderwerp vóór het werkwoord staan, zoals in het Nederlands, maar ook erachter:1 a Beatrice ha sorriso.
Beatrice heeft gelachen.
b Ha sorriso
... read more
Beatrice.
Heeft gelachen Beatrice.
Gezien het feit dat beide zinnen welgevormd zijn, wordt standaard
aangenomen dat subjectinversie in het Italiaans vrij is. Dat wil zeggen, dat de
grammatica zowel de subject-werkwoord (SV) als de werkwoord-subject (VS)
woordvolgorde toestaat. Dat (1b) een geschikt antwoord is op de vraag "wie
heeft gelachen?" maar niet op de vraag "wat is er gebeurd?" wordt dan aan
factoren van pragmatische aard toegeschreven.
Deze visie wordt in deze dissertatie ter discussie gesteld. De
adequaatheid van (1a) en (1b) wordt inderdaad door structurele en
pragmatische condities bepaald. De interactie tussen syntaxis en interpretatie
is echter niet triviaal. Hier wordt gepoogd aan te tonen dat een aantal
interpretatieve effecten door de structurele eigenschappen van het relevante
element of de relevante constructie veroorzaakt worden, en dat bepaalde
syntactische operaties die, in principe, verboden zouden zijn, juist door
overwegingen van interpretatieve aard teweeg worden gebracht.
Het doel van deze studie is tweeledig. Ten eerste beoogt het
proefschrift een heldere beschrijving te geven van het fenomeen
subjectinversie in al zijn complexiteit. Ten tweede wordt een analyse van dit
verschijnsel voorgesteld, die de relevante structurele en interpretatieve
factoren tot een aantal primitieven reduceert en ze in formele termen vertaalt.?254 Licentiëring en interpretatie van geïnverteerde subjecten
Dit onderzoek is geplaatst in het minimalistisch kader van Chomsky
(1995) en ontleent belangrijke ideeën aan het werk van Reinhart (1995,
1996). De studie bestaat uit twee delen. Hoofdstukken 1 en 2 presenteren de
relevante empirische feiten met betrekking tot de distributie en de
interpretatie van geïnverteerde subjecten in het Italiaans. Hoofdstukken 3 en 4
bieden een mogelijke formele verklaring voor de geobserveerde feiten. Het
verschijnsel subjectinversie wordt in een aantal primitieve factoren ontleed
die zowel een formele analyse als een comparatieve uitbreiding mogelijk
maken. Er wordt beargumenteerd dat een groot deel van die verschijnselen
die tot op heden gewoonlijk aan de pragmatiek werden toegeschreven (d.w.z.
dat ze buiten het computationeel systeem opereren), op een natuurlijke en
elegante wijze verklaard kunnen worden in een theoretisch kader dat op
Chomsky (1995) en Reinhart (1995, 1996) gebaseerd is. Hoewel betoogd
wordt dat de syntaxis veel meer aankan dan tot dusver gedacht werd, moeten
sommige feiten nog steeds als het resultaat van stilistische processen
verklaard worden.
Het proefschrift is als volgt ingedeeld:
In het eerste hoofdstuk wordt een breed corpus aan data onderzocht om
vast te kunnen stellen welke structurele factoren de positie van het subject ten
opzichte van het werkwoord kunnen bepalen. Het blijkt nuttig een
onderscheid te maken tussen contexten waarin het subject narrow focus
krijgt en contexten waarin de hele zin (met een postverbaal subject) nieuw
informatie is ( wide focus ). De belangrijkste conclusie van dit eerste
hoofdstuk is dan dat er slechts daadwerkelijk sprake is van vrije inversie in
zinnen met werkwoorden waarvan de betekenis de aanwezigheid van een
loco/temporeel argument inhoudt. Dit loco/temporeel argument hoeft niet
noodzakelijkerwijs fonetisch gerealiseerd te zijn, en heeft een deictische,
spreker-georiënteerde interpretatie. Bijvoorbeeld, (2a) is correct als een zin
met wide focus (echter slechts met de betekenis dat "Dante hier/ons heeft
opgebeld". (2b), daarentegen, kan alleen de narrow focus interpretatie
krijgen, nl. "Het is Beatrice die gelachen heeft":
2 a Ha telefonato Dante.
Heeft gebeld Dante.?255 Samenvatting
b Ha sorriso Beatrice.
Heeft gelachen Beatrice.
Naar aanleiding van deze observaties formuleren we een eerste hypothese: er
lijkt een correlatie te bestaan tussen subject inversie en de aanwezigheid van
een additioneel loco/temporeel argument in de thematische structuur van het
relevante werkwoord.
In hoofdstuk 2 worden de interpretatieve eigenschappen van preverbale
en postverbale subjecten bestudeerd. Hier staan twee vragen centraal: a)
welke semantische noties spelen een rol bij subjectinversie in het Italiaans?
en b) in hoeverre kunnen we spreken van een directe correlatie tussen de
interpretatieve eigenschappen en de structurele positie van het subject? In het
geval van indefiniete subjecten, maakt het Italiaans een onderscheid tussen de
existentiële en de partitieve lezing. Informationeel gezien wordt een verschil
gemaakt tussen nieuw linguïstisch materiaal en gegeven linguïstisch
materiaal. Op dit niveau kan een distributionele generalisatie geformuleerd
worden: de meest ingebedde positie in de zin wordt altijd met focus
geassocieerd. Echter, er moet geconstateerd worden dat er geen overtuigend
empirisch bewijs is voor een mogelijke correlatie tussen de structurele positie
van het subject en zijn partitieve of existentiële interpretatie. Deze observatie
leidt tot de hypothese dat deze interpretatieve feiten het resultaat zijn van de
interactie tussen de interne structuur van het subject, en de condities die zijn
semantische en informationele adequaatheid bepalen. Hierbij kan men denken
aan de conditie die toekenning van een existentiële interpretatie aan
indefiniete NP s zonder focus (die namelijk deel zijn van de presuppositie
van de zin) onmogelijk maakt.
Deze analyse wordt verder tot definiete subjecten uitgebreid en laat
zien dat interpretatieve feiten die oorspronkelijk als definietheidseffecten
geanalyseerd werden, in werkelijkheid uit condities van semantische en
informationele aard volgen, zoals de Presuppositie van Uniciteit of
Exhaustiviteit die kenmerkend is voor definiete descripties en de toekenning
van focus.
In hoofdstuk 3 wordt dieper ingegaan op de hypothese dat subject
inversie correleert met de aanwezigheid van een loco/temporeel argument?256 Licentiëring en interpretatie van geïnverteerde subjecten
(LOC). Zoals beargumenteerd in Chomsky (1995), moeten subjecten in
preverbale positie staan om het sterke D-feature van INFL te kunnen checken
(Extended Projection Principle of EPP). Hier wordt beargumenteerd dat er
andere strategieën zijn om aan EPP te voldoen en dat LOC dankzij zijn
bijzondere eigenschappen een dergelijk alternatief biedt. Als het sterke D-feature
van INFL door LOC gecheckt wordt, kan het subject in zijn
basispositie blijven zodat we de geïnverteerde VS volgorde afleiden. Vanuit
dit perspectief is subjectinversie het resultaat van de interactie van een
syntactisch principe, het EPP, van lexicale en structurele eigenschappen van
de erbij betrokken constituenten, en van economie-condities.
Toch lijken een aantal feiten zich aan een syntactische analyse te
onttrekken. Problematische gevallen zoals de sterke/zwakke lezing van
indefiniete subjecten, de narrow focus interpretatie van het subject en een
aantal andere interpretatieve verschijnselen worden in hoofdstuk 4 besproken.
De verklaring die we voorstellen legt weer de nadruk op het belang van een
modulaire aanpak die rekening houdt met de wisselwerking tussen de
principes van het computationele systeem, de syntactische eigenschappen van
het subject en verschillende economie-condities die een rol spelen op
derivationeel niveau en op de overgang tussen syntaxis en interpretatie. De
formele benadering die hier gepresenteerd wordt, is tevens een poging om de
uiterste grenzen van het computationele systeem te verkennen.
show less