Abstract
Dierproeven kunnen in Nederland pas uitgevoerd worden na een positief advies van een
Dierexperimentencommissie (DEC) of de Centrale Commissie Dierproeven (CCD). Doel van dit onderzoek was in kaart te brengen hoe de ethische afweging die de DECs in de praktijk maken eruit ziet en waar de knelpunten zitten, om aan de
... read more
hand daarvan aanbevelingen
te doen om deze aan te pakken.
Drie onderdelen van de DEC-afwegingspraktijk zijn onderzocht: de informatie die de DEC
verzamelt om de afweging te maken, hoe de DEC met deze informatie omgaat, en hoe een advies tot stand komt. Dit is onderzocht door middel van respectievelijk een analyse van de door de DECs gehanteerde aanmeldingsformulieren, interviews met vier leden per DEC, en het voorleggen van twee casussen van onderzoek met proefdieren aan alle deelnemende DECs, met het verzoek één casus op de gebruikelijke wijze te beoordelen, en één aan de hand van een ethisch afwegingskader. In het onderzoek is aandacht besteed aan de beschikbare ethische afwegingskaders en de rol van dierethische begrippen in de ethische
afweging.
Het blijkt dat er geen grote verschillen zijn tussen de aanmeldingsformulieren die de verschillende DECs hanteren. Ook de verschillen tussen de beoordelingspraktijken van de DECs zijn vrij gering. In de praktijk lopen alle DECs tegen dezelfde knelpunten aan, namelijk (1) de moeilijke taak het belang van een proef goed vast te stellen en te wegen tegen het
ongerief van het dier, (2) wettelijke bepalingen die het doen van dierproeven vereisen waar de DEC denkt dat een dierproef niet nodig is of anders uitgevoerd kan worden, (3) een ethische rechtvaardiging voor het maken van een onderscheid tussen verschillende diersoorten en (4) de keuze tussen het gebruik van veel dieren die weinig ongerief ervaren of weinig dieren die veel ongerief ervaren.
De beide projectcasussen worden door alle DECs aangehouden, wat wil zeggen dat ze op basis van de beschikbare gegevens niet tot een advies kunnen komen. Het lijkt erop dat de DECs zich vooral concentreren op het belang van een proef om tot een oordeel te komen, want bij de eerste casus zeggen twee DECs het onderzoek in principe gerechtvaardigd te vinden en twijfelen twee zozeer aan het belang dat ze een negatief oordeel overwegen. Vier DECs geven expliciet aan dat de tweede casus bij voldoende methodologische en proefdierkundige kwaliteit moet kunnen doorgaan.
Het verdient aanbeveling het beoordelen van het belang van een project of onderzoekslijn op een hoger niveau te doen, bijvoorbeeld in een Commissie Dierproeven, of dit belang in een eerder stadium publiekelijk aan de orde te stellen op een discussieforum. Daarnaast zou een discussieforum over de ethiek van dierproeven, waaraan een database van literatuur op het gebied van ethiek is gekoppeld, moeten worden opgezet.
show less