Abstract
Wanneer een onderzoeker in Nederland transgene dieren wil ‘maken’, moet deze hiervoor een vergunning aanvragen bij de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De minister wordt over het al of niet verlenen van een vergunning geadviseerd door de Commissie Biotechnologie bij Dieren (CBD).
Door de Wetenschapswinkel Biologie van de Universiteit Utrecht
... read more
is, in samenwerking met de Afdeling Proefdierkunde van dezelfde universiteit, voor Proefdiervrij een onderzoek uitgevoerd met de volgende centrale vraagstelling: Welke eisen kunnen er redelijkerwijs, gelet op de thans beschikbare dan wel te ontwikkelen kennis, aan een effectrapportage ten behoeve van een vergunningsaanvraag voor het maken van transgene dieren gesteld worden, om maximaal inzicht te krijgen in de effec en van de handelingen op de dieren, waaronder in hoofdzaak de effecten op gezondheid en welzijn?
Naast het beantwoorden van deze vraag zijn ook aanbevelingen gedaan om een betere bundeling en beschikbaarheid van reeds bekende informatie over ongerief bij transgene dieren tot stand te brengen. Voor de beantwoording van deze vraag en het opstellen van de aanbevelingen is een uitgebreide literatuurstudie uitgevoerd en zijn interviews afgenomen met acht Nederlandse deskundigen op het gebied van dierproeven.
Onderzocht is hoe de schade-effectrapportage bij vergunningsaanvragen op dit moment
plaatsvindt, welke technieken er gebruikt worden om transgene dieren (meestal muizen) te maken, wat er over deze technieken bekend is wat betreft gezondheids- en welzijnseffecten en wat er nog aan kennis ontbreekt.
Uit de analyse van acht recent door de CBD behandelde aanvraagformulieren blijkt dat de schadeeffectrapportage waar de wet om vraagt op dit moment inderdaad onvoldoende plaatsvindt. Deels ligt dat echter aan de manier waarop de vraag naar gezondheids- en welzijnseffecten nu geformuleerd is: het is voor de onderzoeker niet duidelijk genoeg wat het ministerie van LNV precies wil weten.
Uit de literatuurstudie naar de verschillende technieken om transgenen te maken en de
gezondheids- en welzijnseffecten van die technieken is gebleken dat er wel degelijk informatie bestaat die nu vaak ontbreekt, maar die wel gegeven zou kunnen worden.
Enkele voorbeelden daarvan zijn: de aantallen niet-transgene dieren die gebruikt worden om een transgeen dier te creëren en hun ongeriefscores; de schade die dieren later kunnen ondervinden als gevolg van de in vitro manipulatie van het embryo; de intentionele schade als gevolg van het gebruikte genconstruct.
De kennis over (de omvang van) veel van de mogelijke schade bij transgenen is (nog) zeer beperkt. Er bestaan echter genoeg mogelijkheden om deze kennis, ook op korte termijn, uit te breiden. In het rapport zijn verdere aanbevelingen opgesteld.
show less