Abstract
De juiste diagnose, classificatie en behandeling van thoraco-lumbale wervelfracturen blijven een problematisch en controversieël
onderwerp in traumatologie. Een kort historisch overzicht
(Hoofdstuk 1) laat zien dat de diagnose en behandeling van deze let-sels
vaak hebben geleid tot hevige discussies en onenigheden. Voordat
veilige en effectieve chirurgische technieken waren ontwikkeld, lag
het centrum van de discussie
... read more
in de vragen of een poging tot gesloten
repositie iets toevoegde en hoe lang de rug geïmmobiliseerd moest
worden. De huidige discussie wordt gedomineerd door de vraag welke
letsels met welke benadering operatief behandeld dienen te worden.
Geen consensus is nog bereikt over deze vragen aan het eind van de
twintigste eeuw. Het lot van een patiënt met een gebroken rug hangt
nog steeds af van de chirurgisch-culturele voorkeuren van de kli-niek
waar de patiënt terechtkomt.
Onze studie over de diagnostische en prognostische parameters
betreffende deze letsels laat zien dat onze middelen voor onderscheid
van verschillende soorten letsels en onze schattingen van de prognose
nog niet voldoende zijn ontwikkeld, hoewel wij waarschijnlijk voor-uitgang
hebben geboekt in de behandeling van deze fracturen en hun
gevolgen.
Classificatie van deze letsels is altijd moeilijk geweest (Hoofdstuk 2).
Tientallen schema s en ontelbare modificaties van deze schema s
zijn ontwikkeld, gebruikt en verworpen. Dit is een aanwijzing dat de
fundamentele patronen van deze letsels moeilijk te herkennen zijn.
Alle inspanningen echter hebben bijgedragen tot de ontwikkeling van
abstracte concepten over de structuur en stabiliteit van een gebroken
rug. Het AO classificatie schema ontwikkeld door Magerl et al (1994)
is de culminatie van alle inspanningen sinds Böhler om deze letsels te
classificeren op basis van conventionele beeldvormende technieken.
Deze auteurs constateerden dat al de voorafgaande classificaties heb-ben
bijgedragen aan onze kennis en begrip van deze letsels, hoewel
geen enkele schema gezien kan worden als een alles-omvattende con-ceptualisatie.
Zij ontwikkelden een comprehensief systeem waar-mee
elke letsel ingedeeld kan worden op verschillende niveau s vol-gens
de richting van de trauma krachten, pathomorphologie en de
ernst van de resulterende fractuur. Maar dit schema is gebaseerd op?155
veronderstellingen over de toestand van niet-benige structuren zon-der
de middelen voor een directe beeldvorming. Wij hebben aange-toond
(Hoofdstuk 3) dat vanwege deze moeilijkheden de reproduceer-baarheid
van dit schema te wensen over laat vooral op de hoogste laag
waar de integriteit van deze structuren de belangrijkste factor is. De
AO classificatie dient gezien te worden als de laatste poging van unifi-catie
van alle inspanningen in de twintigste eeuw voor herkenning van
letselpatronen met beeldvormende technieken die geen direct beeld
kunnen geven van de omvang van niet-benige letsels.
Magnetic Resonance Imaging (MRI), is een krachtige nieuwe beeld-vormende
techniek waarmee zowel het bot en het beenmerg als de
weke delen van een gebroken rug gevisualiseerd kunnen worden. MRI
kan zich bewijzen als een waardevol instrument voor onderzoek van
deze complexe letsels, maar allereerst moet worden aangetoond dat de
MRI beelden kloppen met de werkelijkheid. Vergelijkende kadaver
studies zijn hiervoor de meest geschikte methode. In een eerdere stu-die
(Kliewer 1993) is aangetoond dat ligamentaire letsels, gepaard
gaande met wervelfracturen, betrouwbaar afgebeeld kunnen worden
met MRI. In een vergelijkbare studie, gebruik makend van een model
met verse humane kadavers, hebben wij aangetoond (Hoofdstuk 4)
dat ook de letsels van de dekplaat en tussenwervelschijf goed afgebe-ld
worden met behulp van MRI technieken. Deze studies bevestigen
de MRI als een betrouwbare en sensitieve beeldvormende techniek die
in staat is alle structuren betrokken in een letsel met een mogelijke
prognostische waarde voldoende af te beelden.
Categorisatie van MRI bevindingen in een adequate populatie is
noodzakelijk om de letselpatronen te kunnen herkennen. Wij hebben
een categorisatieschema ontwikkeld op basis van de MRI s van 100
fracturen (Hoofdstuk 5). De toestand, States van anterieure longi-tudinale
ligament (ALL), posterieure longitudinale ligament (PLL),
posterieure ligamentaire complex (PLC), intervertebrale discs (DI),
dek- en sluitplaten (EP) en wervellichaam (COR) zijn separaat bestu-deerd.
Een schema is ontwikkeld om de MRI bevindingen van deze
structuren te categoriseren op een schaal van 1 tot 4. State 1 vertegen-woordigt
geen of minimaal letsel van de betrokken structuur zonder
mechanische consequenties terwijl hogere States een oplopende
waarschijnlijkheid van mechanische verzwakking aangeven. Een
SAMENVATTING EN ONCLUSIES?156
grote verscheidenheid van combinaties van verschillende States van
deze structuren zijn waargenomen. Veel van de parameters gedefini-eerd
in deze studie zijn wellicht niet meer dan achtergrondgeruis zon-der
prognostische waarde. Maar aangezien er grote verwarring heerst
over de uitkomsten van deze letsels na conservatieve behandeling of
posterieure repositie en fixatietechnieken, is de kans groot dat sommi-ge
van deze parameters belangrijke consequenties hebben. Onze
pogingen deze parameters te integreren in het AO schema leidden tot
moeilijkheden. Het is niet duidelijk of de AO classificatie opnieuw
gedefinieerd kan worden aan de hand van deze parameters danwel
dat nieuwe schema s op basis van MRI bevindingen noodzakelijk zul-len
zijn.
Posterieure repositie en fixatie met behulp van pedikelschroefimplan-taten
is de meest gangbare operatietechniek van de laatste twee decen-nia
geweest. Een van de problemen van deze techniek is implantaat-breuk
en verlies van repositie. In een groep patiënten behandeld met
de interne fixateur van Dick, hebben wij waargenomen dat een dis-proportioneel
verlies in de intervertebrale ruimte verantwoordelijk
was voor dit fenomeen en niet het repositieverlies van benige correctie
(Hoofdstuk 6). Dit fenomeen, dat in het verleden ook waargenomen
was in fracturen die waren behandeld met een Harrington implan-taat,
was ook in onze serie gerelateerd aan implantaatbreuk. Het was
niet duidelijk of dit hoogteverlies in de intervertebraleruimte een
gevolg was van een echte discusdegeneratie.
Veranderingen in de intervertebrale ruimte na doorgemaakte thora-columbale
fracturen zijn in het verleden gezien als een soort post-traumatische
discusdegeneratie, vergelijkbaar met de zogenaamde
degeneratieve discus ziekte . Dit fenomeen werd ook vaak gebruikt
als een argument voor aggressievere anterieure of circumferentiele
operatietechnieken. In een retrospectieve MRI studie (Hoofdstuk 7)
hebben wij echter aangetoond dat in de grote meerderheid van de
gevallen geen aanwijzingen zijn gevonden voor een discusdegeneratie.
Een classificatieschema van de post-traumatische discusruimte is ont-wikkeld
met 6 verschillende types. Sommigen van deze discustypes
zijn gerelateerd aan toename van kyphose in conservatief behandelde
patiënten. In de patiënten die waren behandeld met een posterieure
fixatie, was de terugval in de kyphosecorrectie het gevolg van kruipen?157
van de discus weefsel in de centrale depressie van de gebroken dek-plaat,
en niet het gevolg van een echte discusdegeneratie. Wij conclu-deren
derhalve dat de veranderingen in de discusruimte na een frac-tuur
niet gezien dienen te worden als een vorm van chronische
instabiliteit maar als een redistributie van het discusweefsel in de ver-anderde
morfologie van de dekplaat.
Het ontwikkelen van prognostische parameters van thoracolumbale
wervelfracturen is alleen mogelijk als men een cohort van patiënten
kan samenstellen met een adequaat beschreven letsel en een voldoen-de
follow-up. Met de parameters van MRI bevindingen zoals beschre-ven
in hoofdstuk 5 werd een groep patiënten die was behandeld vol-gens
een vast protocol vervolgd (Hoofdstuk 8). Bij de conservatief
behandelde patiënten is gebleken dat toename van de kyphose voor-speld
kon worden met behulp van MRI parameters betreffende dek-plaat
en wervellichaam betrokkenheid. Leeftijd boven 30 jaar en toe-name
van kyphose voorspelden een substantiële, persisterende pain
twee jaar na het ongeval. Twee jaar na het ongeval bleek er een signi-ficant
verschil in de pijnscores van de conservatief en operatief
behandelde patiënten te zijn ten gunste van de operatief behandelde
patiënten. Voor de geopereerde groep, werd een evidente relatie
gevonden tussen de MRI parameters betreffende de betrokkenheid
van het posterieure ligamentaire complex (PLC) en een terugval in de
kyphose correctie. Partiële letsels van de PLC voorspelden een signi-ficante
terugval in de kyphosecorrectie.
Concluderend kunnen wij vaststellen dat de controverse over de clas-sificatie
en behandeling van thoracolumbale wervelfracturen het
gevolg is van onvoldoende middelen om alle betrokken delen van een
gebroken rug in kaart te brengen. De ontwikkeling van classificatie-schema s
met voldoende voorspellende waarde is wellicht mogelijk
met behulp van MRI bevindingen in combinatie met klinische gege-vens
van de patiënten. Hiervoor echter zijn prospectieve multi-center
studies noodzakelijk om grote hoeveelheden data te creëren zodat
men de patronen kan herkennen die een betrouwbare voorspelling
mogelijk maken. In onze studie zijn de hiervoor benodigde instru-menten
ontwikkeld.
show less