Abstract
In his book The Sorrows of Belgium Martin Conway uses the Belgian case to look at the restoration of liberal parliamentary states in Europe between 1945 and 1947. Nico Wouters’ contribution focuses on three elements brought to the fore by Conway: 1) the essential yet ambivalent role played by local
... read more
government (cities and municipalities), 2) the inability to institutionalise Belgian patriotism as binder for the nation-state and finally, 3) the rift between shifts in class relations and political institutional renewal. His contribution comments on each of these elements, by means of superficial comparisons with the Netherlands.As Conway shows, Belgium’s larger cities were laboratories for new political currents that in the end strengthened centrifugal, regionalist tendencies. On the other hand, the local level as an institutional part of state organisation had a reverse effect in the shorter term. The restoration after the liberation can only be understood when one takes into account how ‘local states’ imposed a compelling framework that limited the opportunities for political renewal. As such, Wouters hypothesises that these local states help to explain in part the institutional conservatism of Belgian elites, a core-element in Conway’s book. On this point Wouters sees mostly similarities with the Netherlands. A Belgian-Dutch difference on the other hand, is that the Dutch did succeed in seamlessly combining an equally conservative post-war restoration with restarting a revitalised collective national identity. Belgium’s failure in this regard was quite evident. Although it is obvious that by 1950 such a renewal had become impossible because of the Royal Question, it is still a question of the extent to which the Belgian state still had some leeway in 1945. The third and most important point is connected to the shifts in social class relations. This concerns mutual power relations, group identities, attitudes and political strategies. The genesis of post-war social reform is merely the tip of the iceberg in this regard. It is clear that there is still a lot of room for research, certainly in a comparative perspective with the Netherlands. This concerns topics such as social class-studies from below, but also their agency vis-à-vis the national state during these crucial years of transition. As such, this contribution primarily underscores the importance of a true social history of Belgium for the 1930s-1940s, a history that would be highly relevant in a comparative framework with the Netherlands, most notably when also analysing the interaction between these social evolutions and political reform in 1945-1947. Sociale hervormingen tijdens transitiejaren. Overwegingen bij Martin Conway’s The Sorrows of BelgiumIn zijn boek The Sorrows of Belgium gebruikt Martin Conway de Belgische casus om te kijken naar het herstel van de liberaal-parlementaire staten in Europa tussen 1945 en 1947. Nico Wouters’ bijdrage richt zich op drie elementen die Conway zelf aanhaalt: 1) de belangrijke maar ambivalente rol van het lokale bestuur (steden en gemeenten), 2) het onvermogen om het Belgische patriottisme als bindmiddel voor de natiestaat institutioneel te verankeren en tot slot 3) de kloof tussen verschuivingen in klassenrelaties en politiek-institutionele vernieuwing. Via een oppervlakkige vergelijking met Nederland plaatst zijn bijdrage kanttekeningen bij elk van deze elementen.Zoals Conway aantoont, waren de grotere steden in België laboratoria voor nieuwe politieke stromingen die uiteindelijk de middelpuntvliedende, regionalistische tendensen versterkten. Anderzijds echter, had volgens Wouters het lokale niveau als administratief en institutioneel onderdeel van de staatsorganisatie op korte termijn een omgekeerd effect. De restauratie na de bevrijding kan enkel worden begrepen door in rekening te brengen dat ‘lokale staten’ een dwingend institutioneel raamwerk oplegden en zo de ruimte voor politieke vernieuwing verengden. Hij werpt dus de hypothese op dat deze lokale staten deels het institutionele conservatisme van de Belgische elites – een kernpunt in het boek van Conway – helpen verklaren. Hier zit zijn inziens vooral een overeenkomst met Nederland. Een Belgisch-Nederlands verschil is dan weer de manier waarop Nederland er wel in slaagde een in wezen even conservatieve naoorlogse restauratie succesvol te koppelen aan een hernieuwde doorstart van een collectieve nationale identiteit. België slaagt daar nogal manifest niet in. Hoewel duidelijk is dat dit wat België betreft tegen 1950 (de Koningskwestie) onmogelijk was geworden, blijft het een debat in hoeverre de Belgische staat hier in 1945 misschien nog wel enige speelruimte had. Het derde en meest belangrijke punt betreft de verschuivingen in sociale klassenverhoudingen. Dit betreft zowel de onderlinge machtsverhoudingen, de groepsidentiteiten, de attitudes als concrete politieke positioneringen. De genese van de naoorlogse sociale hervormingen zijn hier slechts het topje van de ijsberg. Zeker in vergelijking met Nederland wordt duidelijk dat hier nog veel ruimte ligt voor onderzoek. Het gaat dan om sociale studies van klassen van onderuit, maar ook hun agency tegenover de nationale staat tijdens de cruciale transitiejaren. Deze bijdrage onderstreept zo vooral het belang van een echte sociale geschiedenis van België voor de jaren 1930-1940. Wouters’ bijdrage argumenteert dat een Belgisch-Nederlands comparatief perspectief hier erg interessant zou zijn, met name ook voor de wisselwerking tussen deze sociale verschuivingen en de politieke hervormingen na 1945.
show less