Abstract
In dit boek wordt voor een aantal patiëntengroepen en gezondheidsproblemen nagegaan, in hoeverre het wenselijk is dat tien kenmerken van het concept disease management op langere termijn gaan gelden voor de patiëntenzorg aan deze groepen. Hierbij zijn de auteurs uitgegaan van de volgende begripsomschrijving van disease management: de programmatische en
... read more
systematische aanpak van specifieke ziekten en gezondheidsproblemen door middel van het gebruik van managementinstrumenten met als doel de kwaliteit en de doelmatigheid te bevorderen. Deze begripsomschrijving is gebaseerd op de literatuurstudie die Spreeuwenberg ten behoeve van het eerste hoofdstuk uitvoerde.
De tien kenmerken van disease management die Spreeuwenberg uit de algemene literatuur afleidde, waren de volgende:
1. betrekking op één gezondheidsprobleem en gericht op welomschreven (sub)populaties van patiënten
2. methodische educatie en bevordering van zelfmanagement
3. gerichtheid op samenhang tussen de diverse onderdelen van het zorgproces, inclusief preventieve interventies
4. geprotocolleerde en op ‘evidence’ gebaseerde diagnostiek en behandeling
5. indeling van patiënten in behandelstromen op grond van subkenmerken
6. taakherschikking van artsen naar verpleegkundigen
7. gebruik van informatie- en communicatietechnologie
8. focus op gebruik van een scala van managementinstrumenten zoals op informatie gebaseerde benchmarking en feedback
9. grootschaligheid en een robuuste organisatiestructuur
10. centrale sturing en bekostiging.
De kenmerken zijn hierbij gerangschikt naar patiëntenzorg (kenmerk 1 tot en met 5), organisatie van de patiëntenzorg (kenmerk 6 en 7) en de aansturing van de patiëntenzorg (kenmerk 8 tot en met 10).
De bestudeerde patiëntengroepen betreffen patiënten met cystic fibrosis (hoofdstuk 2), diabetes (hoofdstuk 3), depressie (hoofdstuk 4), hartfalen (hoofdstuk 5) en palliatieve zorg aan patiënten (hoofdstuk 6). Vertegenwoordigers van de Chronisch Zieken en Gehandicapten Raad (CG Raad) hebben de keuze voor deze vijf groepen gemaakt. Men wilde een brede spreiding over jong (cystic fibrosis) en oud (hartfalen, palliatieve zorg), over psychiatrische (depressie) en somatische ziektebeelden (overige patiëntengroepen) en over vaak (diabetes, hartfalen) en minder vaak voorkomende ziektebeelden (cystic fibrosis, palliatieve zorg).
Bij deze patiëntengroepen zijn auteurs aangezocht met brede kennis van de ontwikkeling van samenhangende zorg aan deze groepen. Zij maakten gebruik van kennis uit vijf bronnen: 1) hun eigen ervaring en expertise, waarvan hun CV's in bijlage II getuigen; 2) recente artikelen over de periode 1999-2004, speciaal opgezocht via Pubmed en Google; 3) de reisverslagen van Marianne Acampo, die per patiënt een site in de Verenigde Staten bezocht. Amerikaanse patiëntenverenigingen hadden haar deze sites aanbevolen als zijne vooraanstaande, met disease management nauw verwante, innovatieve centra; 4) expert meetings in het voorjaar van 2004, met per patiëntengroep vooraanstaande zorgverleneres, projectleiders en beleidsmakers op het terrein van ketenzorg in Nederland en 5) eigen analytisch en oordeelkundig vermogen. Op basis van dat laatste kwamen de auteurs tot oordelen over het al dan niet op termijn voor hun patiëntengroep wenselijk zijn van disease management in Nederland. Hun antwoord luidt, kort gezegd: ja, het is wenselijk, mits …
show less