Abstract
n de periode 1998 – 2005 werd de indicatiestelling voor zorgverlening
professioneel. Het jongste AWBZ-kind groeide op tot een volwassen discipline die
snel, transparant en streng maar rechtvaardig oordeelt over de rechten op zorg van
mensen met beperkingen. Dit boek doet hierover verslag. In het eerste deel komen de
ontwikkelingen in de genoemde periode
... read more
aan de orde. Conny Bellemakers beschrijft
die in hoofdstuk 1 als patiënt, professional en beleidsmaker. Tineke van Ee doet dat
in hoofdstuk 2 als manager van het Regionaal Indicatie Orgaan dat tot 1 januari 2005
in Friesland bestond. Nico Dam en Chantal IJland schetsen de vereenvoudiging van
de indicatiestelling die anno 2004 volop aan de gang is (hoofdstuk 3).
Dan volgen in deel 2 tal van goede voorbeelden die in de periode 1998 – 2005 tot
stand zijn gekomen. Aan bod komen keuze cliënt ondersteunende informatie op een
website (Marleen Vermeer, hoofdstuk 4) het gemeentelijke loket (Tom Kamsma,
hoofdstuk 5), een gemeenschappelijk loket voor de AWBZ en de WVG (Hans
Kraayeveld, hoofdstuk 6), één loket voor de geestelijke gezondheidszorg (Anja van
den Bogaert, hoofdstuk 7), gemeenschappelijke zorgtoewijzing (Annemarie van
Hout en Ria Tijmensen, hoofdstuk 8), een ziekenhuistransferpunt (Elly van der
Veen, hoofdstuk 9), een ziekenhuistransferafdeling (André Vis, hoofdstuk 10) en
goede zorgtoewijzing binnen een zorgketen (Rita van Gorcum, hoofdstuk 11). Voor
een deel bestaan de goede voorbeelden in deel twee niet meer. Ze gingen ter ziele bij
de aankondiging van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) en door
concurrentie tussen zorgaanbieders. Met spijt doen de betreffende auteurs daarover
verslag. Deel twee eindigt met een overzicht van 163 goede en slechte
cliëntgebonden voorbeelden van indicatiestelling, die in een onderzoek werden
opgetekend (Susan Jedeloo en Guus Schrijvers, hoofdstuk 12).
Goede voorbeelden komen niet zo maar tot stand. Achter de schermen is daarvoor in
de periode 1998 - 2005 veel werk verzet. Deel 3 doet daarover verslag. Er kwam een
gemeenschappelijke ICF-taal tot stand (Sylvia Hoekstra, hoofdstuk 13), een
gemeenschappelijk afwegingskader (Juul van Ogtrop, hoofdstuk 14), een
samenhangende registratie (Joop Jaspers en Lisanne van de Weerdhof, hoofdstuk 15)
en een scenario-aanpak om met verzamelde gegevens de toekomstige zorgvraag in
kaart te brengen (Ying Li O en anderen, hoofdstuk 16). Wat zal de toekomst brengen
voor cliënten die voor hun functioneren op zorg zijn aangewezen? Flip Buurmeier
geeft hierop een antwoord. Eén en dezelfde, strenge maar rechtvaardige
poortwachter gaat cliënten voor zowel de AWBZ, de WMO en andere voorzieningen
indiceren (hoofdstuk 17).
Voor de keuze van de onderwerpen en de daarbij uitgenodigde sprekers is de
redactie verantwoordelijk. Alle auteurs hebben een grote expertise op het gebied van
hun onderwerp: zij waren in de periode 1998 - 2005 allen professionele kartrekkers.
Zij werken verspreid in Nederland. De redactie is hun zeer erkentelijk voor het
schrijfwerk dat zij vaak in de avonden en weekeinden uitvoerden.
Dit boek sluit de pioniersfase 1998 - 2005 van de indicatiestelling in Nederland af.
Het kondigt ook een begin aan van een nieuwe decentrale periode van
indicatiestelling. De redactie spreekt de hoop uit dat dit boek inspiratie oplevert om
die eenheid van toegang tot AWBZ, WMO en andere voorzieningen voor mensen
met beperkingen te behouden. Ons maakt het niet uit wie de indicatiestelling gaat
uitvoeren en wie daarvoor eindverantwoordelijkheid draagt. Als die maar
onafhankelijk, professioneel, integraal, doelmatig en snel blijft.
show less