Abstract
The passions had to be rendered through the movements of the human figure (Van Mander); however it was an Italian cliché that Netherlandish artists were not able to depict figures properly. This article demonstrates how Rembrandt from his earliest works promoted the image of being the master of the lijdingen
... read more
des gemoeds. Throughout his career Rembrandt aspired to surpass the artists of antiquity and the Italians through the portrayal of the passions to arouse the strongest possible empathy in the viewer, as Huygens immediately recognised. It is argued that concepts grafted onto classical rhetoric, such as oogenblikkige beweging (a term of his pupil Van Hoogstraten; a violent movement due to a sudden reversal of emotion that involves the viewer forcefully) were paramount in his earlier period, and in which one finds parallels with the Senecan-Scaligerian tragedies popular at that time. In contrast, in his later works Rembrandt avoided any movement, realising that the depiction of violent motion undermines the persuasiveness of the still image; he forces the viewer to imagine the inner conflicts in the minds of the protagonists who recognise their fate. To engage the viewer powerfully through a radical ‘from life’ ideology (situating himself in a northern tradition) was for Rembrandt a central concern in his continuous competition with the greatest exponents of his art (Titian, Rubens). Hoe Rembrandt schilders uit de Oudheid, de Italianen en Rubens overtrof als meester van de ‘lijdingen des gemoeds’.De passies dienden te worden verbeeld door middel van de bewegingen van de ledematen van de menselijke figuur (Van Mander), maar het was een Italiaanse gemeenplaats dat noorderlingen slecht waren in het schilderen van figuren. In dit artikel wordt gedemonstreerd hoe Rembrandt zich vanaf zijn vroegste werk nadrukkelijk presenteerde als dé meester van de ‘lijdingen des gemoeds’ en gedurende zijn gehele carrière ernaar streefde om door middel van de verbeelding van de passies en het opwekken van een zo groot mogelijke empathie bij de toeschouwer de schilders uit de Oudheid en de Italianen te overtreffen, zoals Huygens direct onderkende. Beargumenteerd wordt dat een op de klassieke retorica geënt begrip als ‘oogenblikkige beweeging’ (een term van zijn leerling Van Hoogstraten: een heftige beweging veroorzaakt door een plotselinge omslag van emotie die de toeschouwer meebeleeft) voor zijn vroegere werk cruciaal was, waarbij parallellen met de in die tijd populaire Senecaans-Scaligeriaanse tragedie zijn aan te wijzen. In zijn latere werk vermijdt hij daarentegen elke beweging, zich realiserend dat de uitbeelding van heftige beweging de overtuigingskracht van het stilstaande beeld ondermijnt, en dwingt hij de toeschouwer zich in te leven in de innerlijke conflicten van figuren die hun lot doorzien. Het krachtig betrekken van de toeschouwer bij het voorgestelde door middel van een radicale ‘naar het leven’ ideologie, waarmee hij zich in een Noordelijke traditie plaatste, stond voor Rembrandt altijd centraal bij zijn permanente wedijver met de groten in zijn vak (Titiaan, Rubens).
show less