Abstract
In response to the contributions by Davids-’t Hart, De Vries, and De Munck we emphasise that our book Nederland en het poldermodel [The Netherlands and the Polder Model] has been written for a general audience and therefore does not provide a detailed theoretical framework, nor a large number of graphs
... read more
and tables. We have focused on the territory of the Netherlands, fully aware that this was not a (politically or economically) coherent territory before the sixteenth century, but any other choice would have been equally arbitrary. In the Middle Ages the region developed much like other, neighbouring parts of Western Europe, but whereas elsewhere the rise of centralised states and absolutist monarchs endedthe development path based on bottom-up institutions, the successful Dutch Revolt and the formation of the decentralised Dutch Republic ensured much more continuity. We share the assessment of our critics that the transformation from this institutional structure via the mid-nineteenth century phase of ‘liberalisation’ into the new corporatism of the late nineteenth and twentieth centuries is still incompletely understood.Nederland en het poldermodel. Een repliekIn reactie op de bijdragen van Davids-’t Hart, De Vries en De Munck benadrukken we dat het boek Nederland en het poldermodel geschreven is voor een breder publiek en daardoor niet het uitgewerkte theoretische kader noch een overdaad aan tabellen en grafieken bevat. We hebben ons daarbij gericht op het grondgebied van het huidige Nederland, hoewel dat tot in de zestiende eeuw geen duidelijke eenheid bezat – in economische noch in politieke zin. Tot ver in de middeleeuwen kendedit gebied een ontwikkelingsgang die sterke parallellen vertoonde met de rest van West-Europa. Maar daar waar elders de middeleeuwse erfenis van institutievorming van onderop met de opkomst van gecentraliseerde staten en absolutistische ambities afgesloten wordt, zet deze ontwikkelingslijn zich in de Republiek met haar gecentraliseerde staatsvorm voort. We delen het oordeel van onze critici dat de complexe overgang van deze vroegmoderne institutionele structuur naar hettwintigste-eeuwse poldermodel, een overgang die gekenmerkt wordt door een fase van liberalisering en institutionele hervormingen (vanaf 1798 tot ongeveer 1870) gevolgd door een hernieuwde beweging van ‘bottom-up’ collectieve actie, nog meer duiding verdient.
show less