Oorspronkelijkheden, bij welke de geschiedenis van Utrecht opheldering kan ontvangen
DSpace/Manakin Repository
Oorspronkelijkheden, bij welke de geschiedenis van Utrecht opheldering kan ontvangen
Dodt van Flensburg, J.J.
(1837) Tijdschrift voor geschiedenis, oudheden en statistiek van Utrecht / N. van der Monde, jg. 3 (1837), p. [262]-266, 303-307, [343]-346, [384]-388, [413]-414
Keywords: Bisschoppen, Sint Marie, Correspondentie, Bourgondië, Filips van, Alva, Ferdinand Alvarez de Toledo, hertog van, Kleef, Johan van, Nassau, Engelbrecht van, Gemeentebestuur, Handel, Lalaing, Anthonis van (stadhouder), Egmond, Floris van, Zestiende eeuw
Note: I. Brief van bisschop Philips van Bourgondië aan het Kapittel van S. Marie, 15 juni 1521. II. Brief van Margaretha van Oostenrijk aan het kapittel van S. Marie, 1 juni 1522. III. Brief van Alva aan het Kapittel van S. Marie, 11 mei 1568. IV. Akte van 5 maart 1429. V. Brief van Johan van Kleef aan het Kapittel van S. Marie, 6 jan. 1520. VI. Brief van Engelbrecht van Nassau aan het Kapittel van S. Marie, 11 aug. 1503. VII. Stuk van 21 aug. 1423. VIII. Brief van de Utrechtse stadsraad aan Antwerpen met verzoek om veiligheid voor Utrechtse kooplui, 30 apr. 1430. IX. Brief van Frederick van Baden bisschop van Utrecht van 12 feb. 1501. X. Brief van de graaf van Hoochstraten aan het kapittel van S. Marie, 9 febr. 1550. XI. Brief van Floris van Egmond aan het kapittel van S. Marie, 26 sept. 1550. XII. Stuk van 21 dec. 1427. XIII. Stuk uit 1452. XIV. XIII. Het oude vleeschhuis afgebroken en de erven verkocht (1452). XIV-XV. Bepalingen uit het Raads-dagel. boek 1551 en 1533 n.a.v. de Sacrementsprocessie en daarover tussen de kerken gerezen geschil