Abstract
Hoewel deze kaart betrekking heeft op het plan om een overlaat te realiseren bij Baardwijk – in het midden van de kaart – wordt een uitgestrekt omringend gebied getoond. Hiermee geeft de kaart een fraai beeld van de toenmalige waterstaatkundige structuur van de regio. Alle waterlopen van betekenis staan met
... read more
voorzieningen als sluizen en dijken op de grote kaart, die een omvang kent van ruim een halve meter bij anderhalve meter. Toch waren de landmeters zelf, Bernard de Roy, Pieter Ketelaar en Gijsbert of Gerrit Beket, minder overtuigd van de cartografische inhoud ‘vermids de kortheid van tyd’.
Het plan voor een overlaat tussen Baardwijk en Drunen in het noorden van Brabant was afkomstig van de oud-burgemeester van Gorinchem, Martinus van Barnevelt (1691-1775). Van Barnevelt was erg actief in het bedenken van allerlei waterstaatkundige oplossingen voor de problematiek van de grote rivieren. Dit gebeurde vooral naar aanleiding van de watersnood van 1741, waarbij de Alblasserwaard en het Land van Heusden en Altena overstroomden. Zo bedacht Van Barnevelt een stelsel van overlaten, waarmee de hoge waterstanden bestreden konden worden. Eén van die overlaten had Van Barnevelt bijvoorbeeld bedacht dwars door de Betuwe, van Rhenen naar Dodewaard. Dit project kwam echter niet verder dan de tekentafel.
Meer succes had Van Barnevelt met zijn voorstel voor een Baardwijkse Overlaat, ook al werd het destijds niet direct uitgevoerd. De overlaat was erop gericht om overtollig Maaswater in tijden van hoog water en overstromingen op te vangen. Rond ’s-Hertogenbosch had men al eeuwenlang regelmatig te kampen met wateroverlast. Bij hoge waterstanden van de Maas kon het riviertje de Dieze het water van de Aa en de Dommel niet meer in de Maas lozen. Het Bossche Broek, een laaggelegen gebied ten zuiden van ’s-Hertogenbosch, kwam dan onder water te staan. De Maas zelf overstroomde veelal bij Grave, waar het water via de zogeheten Beerse Overlaat naar het westen (Hollandsch Diep en Volkerak) werd geleid.
Van Barnevelts plan behelsde een vrije doortocht van het Maaswater bij Bokhoven via een verlaagde dijk ter plekke. Langs de Hoge Maasdijk en de Heidijk, die duidelijk op de kaart staan weergegeven, zou het water dan via de nieuwe overlaat bij Baardwijk op het Oude Maasje worden geloosd. Deze gecontroleerde overstromingen werden begrensd door de hogere zandgronden in het zuiden en dijken in het noorden.
Hoewel het plan goed doordacht was, kwam het in 1754 niet van de grond. Het werd echter weer actueel na de waterramp in 1757, toen het Land van Maas en Waal, het Maaskwartier en de Bommelerwaard onder water liepen. Een jaar later boog men zich dan ook weer over het aloude plan voor een Baardwijkse Overlaat. Bernard de Roy paste dit plan aan, maar het zou tot 1765 duren eer een definitief en positief besluit over de aanleg van de Baardwijkse Overlaat was geveld.
Bij de realisatie van de overlaat moesten enkele tientallen huizen wijken. Ter bescherming van de plaatsen Baardwijk en Drunen legde men aan weerszijden van de overlaat twee leidijken aan. Eind 1766 was de overlaat gereed; hij zou functioneren tot 1911. De Baardwijkse Overlaat vervulde ook een functie in het systeem van de Brabantse waterlinie. Met behulp van inundatiesluizen kon men Maaswater in het dijkenstelsel laten stromen en gebieden inunderen, ter verhindering van de opmars van vijandelijke legers.
Deze kaart is als bijlage gevoegd bij de resolutie van 20 november 1754: ‘Bernard de Roy, Pieter Adrianus Ketelaar en Gerrit Beket, Memorie weegens het opgegeevene project van den heer Van Barneveld, borgermeester der stad Gorinchem […] omme de opper hooge wateren van de rivieren de Maas, Waal en Neder-Rhijn, gedeeltelijk in haare superstitie, een andere dan haare ordinaire cours te geeven’.
show less