Abstract
De vraagstelling en het geneeskundig kader waarin A.W.M. van Hasselt werkte worden gekenschetst in
Hoofdstuk I. Er wordt ingegaan op begrippen als goed en kwaad vergif, physiologie en pharmacologie en hun
betekenis in de negentiende eeuw. De toxicologie was in de tijd van Van Hasselt nog één ongedeeld vakgebied.
De casuïstische kennis over
... read more
vergiften werd in de negentiende eeuw geleidelijk aangevuld met gegevens uit
experimenteel proefdieronderzoek. Deze experimentele toxiciteitsgegevens hadden nog geen vaste plaats in de
vakliteratuur. Het onderzoek met vergiften toegediend aan gezonde proefdieren werd opgenomen in
pharmacologische handboeken, in toxicologische leerboeken en in boeken over de materia medica onder het hoofd
van de physiologie. Het physiologisch effect vormde een aanwijzing voor de therapeutische werking binnen de dan
vigerende classificatiestelsels.
In Hoofdstuk II wordt de West-Europese geschiedenis van de leer der vergiften beschreven tot aan de
Eerste Wereldoorlog. De Grieken noemden vergiften N"Dµ"6" (Latijn: pharmaca), zij wisten dat vergiften konden
doden en aandoeningen konden genezen. Ziekten waren vergiftigingen, vergiften dienden te worden uitgedreven en
verstopte orgaanstelsels te worden geopend. De eenvoudigste methode was tegengesteld werkende vergiften in
stijgende doses toe te dienen totdat zij verschijnselen van een vergiftiging gaven (contraria contrariis). Aan de
pogingen met vergiften het evenwicht in het lichaam te herstellen kon kennis over de therapeutische en dodelijke
hoeveelheden worden ontleend.
Eind achttiende eeuw overheerste de kritiek op het gebruik van vergiften als geneesmiddel. Het
onderzoeken van goede (geneeskrachtige) en kwade (misdadige) vergiften zou met gebruik van proefdieren uitkomst
moeten brengen. De casuïstische giftigheidsgegevens werden aangevuld met experimentele effectiviteits- en toxici-teitsgegevens.
In de negentiende eeuw werd de inbreng van de analytische chemie in de leer van de goede en
kwade vergiften steeds belangrijker. In de experimenten met vergiften kon voor het eerst gewerkt worden met de
geïsoleerde actieve stoffen; chemische analysetechnieken maakten het mogelijk een begin te maken met dynamisch
en kinetisch onderzoek van giftige stoffen in het lichaam van mens en proefdier. In deze ontwikkeling van de phar-macologie
en toxicologie hadden aanvankelijk de Franse en daarna de Duitse wetenschappers de leiding. De
Nederlandse artsen volgden deze ontwikkeling op afstand.
In Hoofdstuk III wordt de historische ontwikkeling van de toxicologie in Nederland beschreven. In de
achttiende eeuw werd er in Nederland veel geschreven over de loodvergiftiging. Gevallen van loodkoliek traden niet
alleen op bij de beroepsmatig blootgestelden, maar ook bij burgers, die onbewust lood opnamen met drinkwater, wijn
en andere dranken. Loodvergiftigingen traden ook op bij patiënten die behandeld werden met loodverbindingen als
goede vergiften. De casuïstiek van de loodvergiftiging bleef in de negentiende en twintigste eeuw de aandacht
vragen van artsen en van apothekers en scheikundigen die de loodbepalingen uitvoerden.
In Hoofdstuk IV wordt een beeld geschetst van Van Hasselt, zijn familie en gezin en van zijn loopbaan in
de militaire geneeskundige dienst en in wetenschappelijke kringen.
In Hoofdstuk V komt Van Hasselts geneeskundig werk aan de orde. Van drie onderwerpen, de
maagpomp, de tabaksrookklisteer en de kunstmatige ademhaling, behandelde hij de geschiedenis en de resultaten
van zijn proeven. De maagpomp werd in Nederland dan nog niet toegepast, maar Van Hasselt achtte het instrument
onmisbaar voor het redden van het leven van alcoholvergiftigden.
De tabaksrookklisteer was een empirische behandeling uit een vitalistisch verleden en de nieuwe methodes
voor herstel van de ademhaling en de bloedcirculatie berusten op natuurwetenschappelijk denken en physiologisch
onderzoek. De kunstmatige ademhaling is een alternatief voor de tabaksrookklisteer. Het naast elkaar bestaan van
deze methodes voor de behandeling van schijndoden is illustratief voor het tijdvak. Van Hasselt maakte geen keuze
tussen de oude en nieuwe behandelingsmethodes van schijndoden: het herstellen van de ademhaling had de priori-teit,
de methode waarop dit werd behaald, was van minder belang. Van Hasselt bedacht een nieuwe handmatige
methode voor de kunstmatige ademhaling, die tot diep in de twintigste eeuw nog in de Oranje-Kruisboekjes is
opgenomen.
In 1856 verscheen de eerste druk van Van Hasselts “Handleiding tot de leer van het militair geneeskundig
onderzoek, het visiteren der manschappen bij hunne intrede in en hunne verwijdering uit de dienst in verband met de
ziekten en gebreken die voorgewend, nagebootst, willekeurig voortgebragt of voorbedachtelijk verborgen kunnen
worden”. Het ging om het opsporen van simulanten en dissimulanten, van wetsovertreders die om uiteenlopende
redenen aan de dienstplicht of aan afkeuring wilden ontsnappen.
In Hoofdstuk VI worden de activiteiten van Van Hasselt op het gebied van de toxicologie beschreven. Hij
heeft voor zijn toxicologische geschriften hoofdzakelijk geput uit werken van buitenlanders. De leraren van de Rijks
Kweekschool kregen omtrent 1850 het verzoek om ten behoeve van het onderwijs over hun vakken handleidingen te
schrijven. Van Hasselt was als een van de eersten begonnen met zijn Handleiding der Vergiftleer. Reeds in 1848 had
Van Hasselt een groot werk gepubliceerd, gebaseerd op een lezing voor het Natuurkundig Gezelschap te Utrecht. De
titel van dit werk luidde: “De noodzakelijkheid van algemeen toezigt op het gebruik van vergiften”. Van Hasselt maakt
hierin een origineel onderscheid in zes categorieën van vergiften:
- Vergiftiging door toeval, uit onkunde, roekeloosheid, snoeplust en onvoorzichtigheid?171
- Vergiftigingen ontstaan uit winzucht en gebrek
- ergiftigingen door geneeskrachtige zelfstandigheden
- Vergiftigingen door ambachten, bedrijven en beroepen
- Zelfvergiftiging
- Vergiftmoord
In zijn Handleiding der Vergiftleer volgt hij een indeling in natuurrijken: het mineralen-, planten- en dierenrijk.
De eigenschappen van een vergift werden door Van Hasselt zeer systematisch behandeld, waarbij hij fysische en
chemische kenmerken, verschijnselen bij acute en chronische vergiftigingen en de behandeling aan de orde stelde,
zowel uit een oogpunt van forensische toxicologie als van medische politie.
In gevallen dat de literatuur te tegenstrijdige resultaten opleverde heeft hij met behulp van zijn vierdejaars
kwekelingen eenvoudige proeven met konijnen uitgevoerd. Hij wenste zijn toxicologische werkruimte aan de RKMG
uit te breiden, maar het parlement schrapte deze post bij de bespreking van de begroting van 1867. De opneming van
de RKMG in het Amsterdams Athenaeum Illustre werd toen al voorbereid. Zijn toxicologisch onderzoek naar
pijlvergiften liet Van Hasselt in 1869 verrichten in het Physiologisch Laboratorium, dat onder leiding stond van de
hoogleraar W. Kühne, leerling van Dubois-Reymond en Claude Bernard.
Alhoewel Van Hasselt het vak leer der vergiften aan de RKMG slechts van 1842 tot 1858 heeft ingevuld, is
de toxicologie tot op hoge leeftijd zijn grote liefde gebleven. Hij heeft docerend en publicerend het vak moeten leren in
een periode dat het zich ontwikkelde van een casuïstisch tot een physiologisch leervak, van een empirische tot een
experimentele wetenschap.
De vraag naar de betekenis van Van Hasselt voor de ontwikkeling van de toxicologie in Nederland is niet
eenvoudig te beantwoorden. Zijn kwaliteiten en prestaties als docent en auteur bieden een tegenwicht aan zijn
kleinschalig wetenschappelijk onderzoek op dit vakgebied. Van Hasselt heeft door zijn goed gestructureerde
handleidingen en zijn vele andere publicaties een belangrijke bijdrage geleverd aan de opleiding en
beroepsuitoefening van militaire en civiele geneeskundigen. Door zijn vele bestuurlijke functies heeft hij een
voortrekkersrol vervuld bij de behandeling van vraagstukken met betrekking tot de openbare gezondheid. In een
‘tweede carrière’ heeft hij zijn stempel gedrukt op de araneologie.
Bijlage 1 geeft een overzicht over de publicaties en activiteiten van Van Hasselt; Bijlage 2 beschrijft
Van Hasselts verdiensten in de araneologie en in Bijlage 3 wordt een korte uiteenzetting gegeven over de
biosynthesewegen van de besproken plantaardige vergiften.
show less