Abstract
Dit jaar is het vijfendertig jaar geleden dat J.M. van Dunné promoveerde op zijn geruchtmakende studie over ‘Normatieve uitleg van rechtshandelingen’. Zijn promotor Haardt vatte de kern van de dissertatie - naar naderhand bleek: niet geheel accuraat - samen in de gevleugelde woorden ‘waar een wil is, moet hij weg’.
... read more
De Leidse faculteit had er geen cum laude voor over, vermoedelijk omdat men zich ergerde aan Van Dunné’s kritiek op Meijers (H. Drion zou later spreken van Van Dunné’s kinderkruistocht) en wellicht ook vanwege de Van Dunné kenmerkende vrij agressieve stijl. Kort na zijn promotie sine laude werd Van Dunné niettemin tot hoogleraar benoemd - aan de Erasmus Universiteit, waarvan hij na 34 aanvankelijk tumultueuze jaren onlangs afscheid heeft genomen. Wat aan zijn proefschrift opvalt, is dat dit een boodschap heeft. Van Dunné is niet de enige die de doctorstitel met een boodschap verwierf. Uit een latere generatie noem ik de dissertatie van Hesselink. Ik ken eigenlijk geen jurist die Hesselinks ‘withering away’ gedachte van de redelijkheid & billijkheid deelt, maar wederom is dit dankzij de gedreven schrijfstijl een boek dat bij iedere lezer beklijft. Terecht werd dit Utrechtse proefschrift dan ook met een cum beloond. Behalve Van Dunné en Hesselink zijn er natuurlijk meer promoti die het juridisch discours met een prikkelende stelling hebben verrijkt. Ook internationaal kennen we dergelijke studies. Een studie waar ik in dit verband de aandacht op wil vestigen is die van James Gordley naar de ‘Foundations of private law’. Wat dit boek zo boeiend maakt is de rode draad die de verschillende hoofdstukken verbindt. ‘Foundations’ is geen handboek over de ontwikkeling van het privaatrecht door de eeuwen heen. Het is een boek dat bestaat uit losse verhandelingen over enige centrale en minder centrale leerstukken van het burgerlijk recht. De leidende gedachte van het boek is dat het privaatrecht op basisbeginselen berust, waar wij - behalve de auteur - tegenwoordig het zicht op hebben verloren. Deze basisbeginselen zijn in de zestiende eeuw door de Spaanse late scholastici ontwikkeld op de grondslag van het Romeinse recht en van de filosofische gedachten van Aristoteles. Het waren Hugo de Groot en Pufendorf die deze basisbeginselen in het noorden overnamen. Gedurende de Verlichting werden de basisbeginselen evenwel verlaten ‘not because they contradicted common sense, but rather because common sense was no longer accepted as a proper standard’ (p. 5). Wie waren deze late scholastici? Gordley noemt de namen van de oprichter van de school van Salamanca Domingo de Soto, de Spaanse Jezuïet Luis de Molina en de Leuvense Jezuïet Leonard Lessius, niet bepaald behorend tot het ‘who is who’ van de modale jurist.
show less