Abstract
Biologische evolutie heeft geleid tot een grote verscheidenheid aan organismen welke
een hoge mate van complexiteit vertonen. Ofschoon evolutie al lange tijd bestudeerd
wordt hebben we nog geen verklaring voor het ontstaan van deze verscheidenheid en
complexiteit of hoe ze in stand worden gehouden. Een mogelijke oorzaak hiervoor is
dat in veel studies evolutie
... read more
nog steeds wordt beschouwd als een selectie proces dat zich
afspeelt op een enkel niveau. Daarbij wordt de relatie tussen het genotype en het re-sulterende
gedrag van het individu meestal op zeer eenvoudige wijze gemodelleerd. En
als laatste, fitness evaluatie, d.w.z. de evaluatie van het succes van individueel gedrag,
wordt meestal als volledig veronderstelt: individuele fitness wordt uniek bepaald door
het genotype van het individu.
Meer recente studies van evolutie nemen sommige van dergelijke aspecten van biolo-gische
evolutie wel in acht, zoals de meerlagigheid van biotische systemen, het optreden
van zelf-structurering in dergelijke systemen, de niet-lineaire relaties tussen genotypen
en phenotypen, en het voorkomen van neutraliteit in deze relatie. In dit proefschrift
bestuderen we een aspect van evolutie, informatie integratie: op welke manieren wordt
informatie, die aanwezig is in de (a-)biotische omgeving, ge¨integreerd in evoluerende
systemen en welke gevolgen heeft dit voor het gehele systeem. We onderzoeken dit aan
de hand van drie verschillende themas.
Ten eerste kijken we naar het effect van (zeer) beperkte, i.p.v. complete, fitness eva-luatie
per individu. Ofschoon meestal verondersteld wordt dat het (reproductieve) succes
van een individu, ofwel de fitness, uniek bepaald wordt door het genotype van het des-betreffende
individu zal het in werkelijkheid vaak gebeuren dat een individu slechts een
(klein) deel van alle mogelijke omstandigheden, waarin het succes moet blijken, ziet.
Als een individu maar ten opzichte van een klein deel van alle mogelijke omstandighe-den
wordt ge¨ evalueerd is het mogelijk dat het individu slechte eigenschappen behoudt en
goede eigenschappen verliest, in beide gevallen door een incomplete fitness evaluatie.
Het onderzoek dat is beschreven in dit proefschrift toont aan dat dit laatste niet altijd
optreed. Het blijkt dat informatie over verschillende fitness evaluaties, en over meerdere
generaties ge¨integreerd kan worden op een zodanige wijze dat individuen evolueren die
succesvol zijn in veel meer omstandigheden dan alleen maar diegene waarop ze kort
geleden (in evolutionaire tijd) ge¨ evalueerd zijn.
Het tweede thema waar we in dit proefschrift naar kijken is de vrijheid van een evolu-erend
systeem om informatie op verschillende manieren op te slaan. Traditioneel wordt
verondersteld dat informatie wordt opgeslagen in de genotypen van individuen, maar
informatie kan ook worden opgeslagen op, bijvoorbeeld, het niveau van de populatie.
Het laatste thema dat we behandelen zijn zogenaamde neveneffecten van informatie
integratie in evoluerende systemen. Hierbij moeten we denken aan verschillen in gevoe-ligheid
van individuen voor mutaties van het genotype of aan verschillen in gevolgen
van invasies van een populatie door individuen met nieuwe eigenschappen.
In hoofdstuk twee bekijken we specifiek het effect van zeer beperkte fitness evaluatie
op de evolutionaire dynamica. We modelleren het evolutionaire process zodanig dat de
113?fitness van individuen bepaald wordt aan de hand van een expliciete fitness functie die
vooraf is gedefinieerd. Deze fitness functie is bepaald met betrekking tot een vast aantal
fitness-cases. We vergelijken de evolutionaire dynamica die optreedt als individuen
altijd ge¨ evalueerd worden met betrekking tot de volledige verzameling van fitness-cases,
met de evolutionaire dynamica die optreedt als individuen per tijdstap op slechts een
klein aantal van de fitness-cases wordt ge¨ evalueerd. In het laatste geval onderscheiden
we twee mogelijkheden; de fitness-cases waarop een individu wordt ge¨ evalueerd worden
willekeurig getrokken, of deze fitness-cases zijn co-evoluerende parasieten.
In alle drie de gevallen, complete fitness evaluatie, beperkte fitness evaluatie op wil-lekeurig
bepaalde fitness-cases, en beperkte fitness evaluatie op co-evoluerende fitness-cases,
vergelijken we het gedrag van de individuen ten opzichte van de complete fitness
functie, d.w.z. de complete verzameling van fitness-cases. Ofschoon de individuen die
evolueren onder beperkte evaluatie nooit alle fitness-cases zien tijdens hun leven blijkt
uit dit onderzoek dat desondanks individuen kunnen evolueren die het complete pro-bleem
oplossen, hier zelfs beter dan individuen die evolueren onder complete evaluatie.
Blijkbaar wordt er tijdens het evolutionaire proces informatie ge¨integreerd over verschil-lende
fitness evaluaties.
Als de fitness-functie complexer wordt zien we dat beperkte evaluatie alleen leidt
tot individuen met een complete oplossing in het co-evoluerende geval, willekeurige
evaluatie is dan onvoldoende. We vinden ook dat als gevolg van de verschillende eva-luatie
procedures, d.w.z. complete versus beperkte, genotypen evolueren die consistent
verschillen in eigenschappen waarop ze niet direct geselecteerd worden. We vinden bij-voorbeeld
dat individuen die evolueren onder complete fitness evaluatie relatief minder
gevoelig zijn voor enkele mutaties van hun genotype en meer gevoelig zijn voor kleine
veranderingen in de verzameling van fitness-cases waarop ze worden ge¨ evalueerd.
In hoofdstuk drie en vier bestuderen we twee modellen van specifieke biologische
systemen. Bacteri¨ en kunnen makkelijk genetisch materiaal uitwisselen, bijvoorbeeld in
de vorm van plasmiden. Uit experimenteel onderzoek blijkt dat een veel groter aan-tal
verschillende colicin-complexen worden gecodeerd op plasmiden (hoofdstuk 3), en
ook een veel groter aantal restrictie-modificatie systemen (hoofdstuk 4) dan op a priori
gronden zou worden verwacht.
Een colicin-complex codeert zowel voor een eiwit dat giftig is voor bacteri¨ en als
voor een eiwit dat het giftige eiwit onschadelijk maakt zodat de bacterie zichzelf niet
vergiftigd. Verschillende colicinen coderen voor verschillende gif-antigif paren. Bac-teri¨
en kunnen colicin-complexen gebruiken om andere bacteri¨ en te doden en zodanig
meer ruimte of voedsel voor eigen groei te verkrijgen.
Restrictie-modificatie (RM) systemen zijn enigszins vergelijkbaar; zij coderen voor
eiwitten die genetisch materiaal dat een bacterie-cel binnen dringt kapot knipt, en ei-witten
die het genetisch materiaal dat de bacterie zelf draagt beschermt tegen het knip
eiwit. Verschillende RM systemen knippen en beschermen genetisch materiaal op ver-schillende
plaatsen. RM systemen worden geacht met name van belang te zijn voor
bacteri¨ en als bescherming tegen virus infecties. In dit model (hoofdstuk vier) hebben
we dan ook twee populaties; de bacteri¨ en en de virussen. Virussen kunnen overigens
ook ongevoelig raken voor de RM systemen met als gevolg dat zij, naast de bacteri¨ en,
een tweede niveau van potenti¨ ele informatie integratie vormen.
114?In beide modellen vinden we dat een hoge diversiteit aan colicinen, respectievelijk
RM systemen, makkelijk ontstaat door lokale competitie tussen individuele bacteri¨ en.
Veel verrassender is het dat in beide modellen deze diversiteit opgeslagen wordt op
twee verschillende manieren: op het individuele niveau, of op het niveau van de popu-latie.
In beide gevallen zijn er evenveel verschillende typen colicinen of RM systemen
aanwezig in de populatie, maar in het eerste geval draagt ieder individu alle verschillende
typen terwijl in het tweede geval individuele bacteri¨ en geen, of slechts ´ e´ en plasmide dra-gen.
In het eerste model blijkt dat de bacterie populatie altijd een van beide toestanden
aanneemt, afhankelijk van de kosten per plasmide. In het tweede model zien we dat,
onafhankelijk van deze kosten, beide toestanden kunnen voorkomen; het systeem ver-toont
bi-stabiliteit. Blijkbaar komt dit doordat in het tweede model een extra niveau van
organisatie aanwezig is: de virussen.
De resultaten die we in deze modellen vinden tonen ook dat optimalisatie van indi-viduele
bescherming tegen infecties niet altijd gunstig is op het niveau van de populatie:
een optimaal beschermd individu dwingt andere individuen tot eenzelfde optimalisatie
of zij worden weggeconcureerd. In beide gevallen leidt dit tot een homogene populatie
wat een makkelijk doelwit kan zijn voor een evoluerend virus.
In hoofdstuk vijf, tenslotte, bestuderen we een model van co-evolutie van twee popu-laties.
De populaties hebben een antagonistische relatie. Het gedrag van de individuen
uit beide populaties wordt bepaald aan de hand van een extern gedefinieerde, artifici¨ ele
functie: het lange termijn spatio-temporele gedrag van cellulaire automaten (de eerste
populatie) beginnende vanuit een bepaalde initi¨ ele conditie (de tweede populatie).
In dit hoofdstuk ligt de focus van de studie op de mate waarin verschillende vor-men
van evolutionaire dynamica optreden in ´ e´ en en het zelfde proces. Specifiek kijken
we naar: evolutie van algemene gedrag-strategie¨ en, soortsvorming leidend tot meerdere
soorten, en voortdurende evolutionaire verandering.
Alle drie de vormen zien we in het model, afhankelijk van kleine veranderingen in
de model-struktuur. Als we individuen in de ruimte laten bestaan, zodat er ruimtelijke
patroon-vorming optreed, zien we dat er algemene strategie¨ en evolueren. Als we in-dividuen
van beide populaties elke tijdstap mixen in de ruimte zien we voortdurende
evolutionaire verandering optreden: beide populaties tonen blijvende oscillaties tussen
twee simpele strategie¨ en. Als we het vormen van algemene oplossingen moeilijker ma-ken
dan zien we in het eerste geval soortsvorming optreden in beide populaties terwijl
in het tweede geval eenzelfde soort voortdurende evolutionaire verandering optreedt als
eerder. In dat laatste geval is de tijd-schaal van verandering echter veel sneller; indivi-duen
lijken hun vermogen tot verandering geoptimaliseerd te hebben.
Concluderend kunnen we zeggen dat informatie integratie in evolutie veel meer be-helst
dan het probleem van het vinden van optimale individuen. In dit proefschrift
hebben we laten zien dat informatie niet alleen op het niveau van het individu wordt
ge¨integreerd maar ook, bijvoorbeeld, op het niveau van de populatie. Daarnaast hebben
we laten zien dat informatie integratie ook kan optreden, en soms zelfs tot meer opti-male
individuen leidt, onder omstandigheden waarbij informatie betreffende optimaal
gedrag slechts beperkt wordt aangeboden. Tenslotte hebben we laten zien dat nevenef-fecten
van verschillende vormen van informatie integratie kunnen leiden tot individuele
eigenschappen die geen direct selectie voordeel hebben. Gegeven dat natuurlijke evolu-115?tie voort bouwt op datgene wat er al eerder ge¨ evolueerd is kunnen verschillen in neven-effecten
die op dit moment optreden de latere eco-evolutionaire dynamica be¨invloeden.
116
show less