Abstract
In het inleidende hoofdstuk zijn drie onderzoeksvragen geformuleerd, te weten: 1) welke
bibliotheken organiseren vernieuwende activiteiten, 2) wat houden die activiteiten in en 3) welke
succes- en faalfactoren spelen hierbij een rol? In dit hoofdstuk zal een samenvattend antwoord op
elk van deze drie vragen geformuleerd worden.
Welke bibliotheken organiseren vernieuwende activiteiten?
Met name grotere
... read more
bibliotheken (met een werkgebied van meer dan 30 duizend inwoners) en
bibliotheken met een bovengemiddelde subsidie introduceren nieuwe activiteiten in de branche.
Daarnaast blijkt er een sterk onderscheid te zijn tussen bibliotheken die sterk productgericht (d.w.z.
gericht op uitleen) versus die sterk op dienstverlening (d.w.z. gericht op het organiseren van
informatieve en culturele activiteiten) gericht zijn: de eerste groep (‘uitleners’ en ‘zorgenkinderen’
genoemd) introduceert beduidend minder activiteiten in de branche dan de laatstgenoemde groep
(‘dienstverleners’ en ‘alleskunners’ genoemd). Overigens blijkt er een sterke samenhang te
bestaan tussen grootte en subsidieniveau enerzijds en de vierdeling zorgenkinderen, uitleners,
dienstverleners en alleskunners anderzijds: zorgenkinderen zijn doorgaans kleine en arme
bibliotheken terwijl alleskunners doorgaans een groter werkgebied (30 tot 90 duizend inwoners)
hebben en meer subsidie ontvangen.
Wat houden die nieuwe activiteiten in?
Zowel uit het Branche Informatie Systeem (BIS) als uit de best practices bleek dat nieuwe taken
voortkomen uit de vier belangrijkste kernfuncties: leesbevordering, cultuureducatie & -participatie,
informatie en educatie. Daarnaast investeren bibliotheken in ondersteunende functies zoals
samenwerking met andere instellingen (zoals het onderwijs, de welzijnssector, de
gezondheidssector en culturele organisaties), onderzoek, marketing en communicatie om deze
kernfuncties te realiseren. Uit analyses van de best practices bleek dat de meerderheid van de
vernieuwende bibliotheken (ruim 70%) bestaande of verwante doelgroepen opzocht, en hiervoor
nieuwe of deels nieuwe werkwijzen inzetten, zoals het geven van cursussen in informationele
geletterdheid, het opzetten van digitale collecties voor doelgroepen zoals kinderen en autodidacten
of het integreren van een bibliotheekvoorziening in een brede school.
In totaal konden meer dan tien nieuwe bibliotheekconcepten onderscheiden worden, te weten:
De digitale bibliotheek: parallel aan de fysieke bibliotheek worden digitale bibliotheken gevormd
waarin informatieve en/of museale collecties ontsloten worden of leners elkaar kunnen ontmoeten en
informeren. Een ander voorbeeld hiervan is de landelijke website bibliotheek.nl en de daaraan
verbonden digitale vraagbaak al@din waarin veel bibliotheken participeren.
Information literacy en een leven lang leren: bibliothecarissen hebben informationele vaardigheden
(gericht op het zoeken, selecteren, interpreteren, toepassen en communiceren van informatie) die in
het kader van een leven lang leren relevant zijn. Deze vaardigheden zetten zij in ter ondersteuning
van het onderwijs of voor het zelf geven van cursussen. Op dit specifieke terrein is de bibliotheek
meer dan een onderwijsondersteunende instelling, maar verzorgt zij zelf onderwijs of maakt dit
onderwijs mogelijk.
Cultuureducatie- en participatie: vernieuwende bibliotheken regisseren de samenwerking tussen
culturele instellingen en onderwijs en krijgen meer taken in het kader van een doorlopende
cultuureducatieve leerlijn.
Voorzieningen in kleine kernen en wijken: bibliotheken samen met andere partijen proberen een
wijk of kleine kern een ‘hart’ te geven waar inwoners heen gaan voor informatie, cursussen of het
verkrijgen van leesmateriaal.
Voorzieningen voor minderheden: met name in de grote steden spelen bibliotheken een rol bij de
inburgering van oud- en nieuwkomers en het NT2-onderwijs.
Cultuurpunten en kulturhus: bibliotheken worden een informatiepunt over het cultureel aanbod in
een regio.
Brede school: bibliotheken komen dichter bij doelgroepen zoals opvoeders en kinderen te staan
door samenwerking met culturele, welzijns- en onderwijsinstellingen in een brede school.
Makkelijk en anders lezen pleinen: bibliotheken verlagen hun drempels voor dyslectici,
afasiepatiënten, nieuwkomers en andere zwakkere lezers door een speciaal op hun vaardigheden en
behoeften gerichte collectie aan te bieden.
Leesbevordering: bibliotheken streven met intensiever projecten (De Rode Draad, Boekenpret,
Het Voortouw) het lezen te bevorderen en richten zich meer op doelgroepen met een taal- of
onderwijsachterstand.
Informatiepunten: omdat bibliotheken een informatieve functie hebben, een groot publiek (meer
dan de helft van alle Nederlanders) bereiken en als laagdrempelig ervaren worden, werken zij samen
met welzijnsinstellingen, de gezondheidszorg of stadsarchieven voor het opzetten van
jongereninformatiepunten (JIP), gezondheidsinformatiepunten (GIP) of andere
informatievoorzieningen.
Onderzoek, marketing en promotie: om de vijf kernfuncties te kunnen uitvoeren investeren
verschillende vernieuwende bibliotheken meer in ondersteunende functies zoals onderzoek
(bijvoorbeeld gericht op afhakers), marketing (het ontwikkelen van nieuwe diensten gericht op de
behoeften van het onderwijs) en promotie (door te organiseren dat een lenerspas tevens fungeert als
kortingspas bij andere culturele instellingen).
show less