Publicaties van de faculteit Rechtsgeleerdheid van de Universiteit Utrecht. Deze publicatie is beschikbaar via de publicatiewebsite van het G.J. Wiarda Instituut, Utrechts Instituut voor Rechtswetenschappelijk onderzoek.

Kroniek economisch publiekrecht (2001)

K.J.M. Mortelmans

Email: K.Mortelmans@law.uu.nl

Eerder verschenen in: NJB-Kronieken 'De staat van het recht', jg. nr. 2, 2001, p. 1520-1528, Kluwer

1. Inleiding

Evenals de vorige kronieken, blijft deze kroniek beperkt tot het Nederlandse economisch publiekrecht. [1] Aan het Europese recht en aan het mededingingsrecht wordt in dit kroniekennummer afzonderlijk aandacht besteed.

De behandelde materieelrechtelijke onderwerpen (landbouw, netwerkwetgeving en de MDW-operatie) illustreren dat het Nederlandse economisch recht op de strapontin in het Euromobiel meerijdt: een eigen koers (zelfs een wisselkoers!) zit er niet meer in.

In de jaren 1996-1998 lag het accent van de kroniek Economisch Publiekrecht bij de kern van het Nederlandse economisch recht, namelijk mededinging en meer concreet bij de overgang van de misbruikwet naar de verbodswet. In dezelfde periode, maar ook daarna, werd door de wetgever veel aandacht geschonken aan de netwerken. Beide onderwerpen, mededinging en netwerken, blijven actueel, maar het gaat de laatste jaren minder om wetgeving en meer om beleid.

Dit kroniekjaar krijgt ook het sectorbeleid veel aandacht. Een externe factor (MKZ) en interne problemen (spoorwegen) hebben tot marktverstorende taferelen geleid, die verpakt worden in eufemistische begrippen als `ruimen' en `logistieke problemen'. Het vrije verkeer van goederen (evenhoevigen) en personen (treinreizigers) was in Nederland niet meer gegarandeerd, hoewel dit interne Nederlandse verkeer een noodzakelijke voorwaarde vormt om tot een interne EG-markt te komen.

Schouderophalend kan men tegenwerpen dat deze verschijnselen van korte duur zijn: de MKZ-epidemie lijkt voorbij en hetzelfde zal ook wel gebeuren met de NS-vertragingen. Dit is een kortetermijnvisie. Beide crisissen zullen hun repercussies krijgen in veranderend beleid en dus ook in wetgeving.

In de landbouwsector geven het rapport Wijffels [2] en de voorstellen van Eurocommissaris Fischler aanknopingspunten voor een liberaler landbouwbeleid in een bredere en milieuvriendelijke omgeving. Bij de spoorwegen is het liberaliseringsproces aan de gang, maar niet alles loopt gesmeerd en er gaan in de Tweede Kamer stemmen op om de overheid opnieuw op de bok te zetten.

In de landbouwsector ligt het zwaartepunt van het beleid in `Brussel'. Nederland kan zich als voorstander van vaccinatiebeleid opstellen, maar, indien een meerderheid van de lidstaten het daar niet mee eens is, moet Nederland het EG-beleid volgen. [3] In de spoorwegsector ligt het zwaartepunt in `Den Haag'. `Brussel' legt in zijn algemeenheid een liberaal spoorwegbeleid op, maar de Nederlandse overheid heeft een bepaalde vrijheid om de uitvoering van dit beleid in te vullen. Nu is het zogenaamde Overgangscontract II tussen de Staat en NS Reizigers bepalend, [4], maar andere constructies met meer overheidsinvloed zijn mogelijk en zullen vermoedelijk in het najaar in de Tweede Kamer de revue passeren in de periode dat dit contract afloopt (31 december 2001). [5]

Het thema van de grenzen van de liberalisering, dat ook in andere sectoren speelt, zoals bij water, [6] wordt - mag men hopen - een belangrijk onderwerp in de Nederlandse verkiezingsprogramma's. Dit geldt in mindere mate voor de hervorming van de landbouw: dit is een goed thema voor de Europese verkiezingen.

Na deze algemene beschouwingen nu aandacht voor de gebeurtenissen van het afgelopen kroniekjaar. Vier thema's worden besproken: landbouw, netwerksectoren, MDW en toezicht.

Vooraf kort aandacht voor een rechterlijke transfer: de beoogde onderbrenging van de Tariefcommissie bij het Hof Amsterdam. [7] De Tariefcommissie is nu nog de eerste en enige instantie in douanezaken. In het Gerechtshof Amsterdam wordt een douanekamer gevormd. Voorts wordt cassatie in douanezaken bij de Hoge Raad mogelijk gemaakt.

2. Landbouw

Mede om de diverse landbouwcrises (varkenspest [8], MKZ en BSE) beter het hoofd te bieden, wordt aan vernieuwde wetgeving gewerkt.

Mest- en bestrijdingsmiddelenwetgeving

De (Nederlandse) consument wil een goed stuk snel klaar vlees. In de huidige landbouwteelt zijn regels over gewasbescherming, bestrijdingsmiddelen en mest hierbij van groot belang.

Bij wet van 25 januari 2001 (Stb. 68) werd de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 gewijzigd. Aanleiding hiervoor was de uitspraak van de President van het CBB van 28 juli 2000 over het gebruik van landbouwkundig onmisbare gewasbeschermingsmiddelen. [9] De Bestrijdingsmiddelenwet zal ook gewijzigd worden om de EG-biocidenrichtlijn om te zetten. [10]

12 juni 2001 heeft de President van het CBB een aantal besluiten van het College voor de Toelating van Bestrijdingsmiddelen geschorst [11]; over de beleidsconsequenties beraden de betrokkenen zich. [12]

De structuurverandering in de varkenshouderij leidde tot veel commotie [13] en rechtszaken, ingesteld door de Nederlandse Vakbond Varkenshouders. [14] Bij wet van 7 december 2000 (Stb. 539) en bij wet van 28 juni 2001 (Stb. 312) werd de Meststoffenwet gewijzigd. Aanleiding zijn onder meer de rechterlijke procedures rondom de Wet Herstructurering Varkenshouderij en de ingebrekestelling door de EG-Commissie wegens onvoldoende omzetting van de nitraatrichtlijn 91/676 (Pb. 1991, L 375).

Bij wet van 7 december 2000 (Stb. 538) werd de Meststoffenwet gewijzigd in verband met de invoering van een stelsel van pluimveerechten. Bij besluit van 18 december 2000 (Stb. 599) werden uitvoeringsmaatregelen vastgesteld.

Eind juni 2001 zijn bij de Tweede Kamer voorstellen van wet ingediend die betrekking hebben op stankemissie van veehouderijen [15] en ammoniak in veehouderijen. [16]

Van belang in deze sector is ook het rapport Verhandelbare Rechten van een MDW-werkgroep. [17]

Visserijwetgeving

In de tweede helft van de jaren tachtig gaf overbevissing dezelfde wetgevings- en vooral handhavingszorgen als overbemesting in de jaren negentig.

In een veel rustiger viswater is nu bij de Tweede Kamer de vraag aan de orde of de Visserijwet 1963 voldoende aanknopingspunten geeft om rekening te houden met de ecologische effecten van de visserij, dan wel dat nadere wetgeving nodig is. Met een wijziging van de Visserijwet wil de regering meer aandacht besteden aan natuurbelangen in de zeevisserij. [18]

BSE-beleid en MKZ-beleid

Als gevolg van de gekkekoeienziekte werden door de Nederlandse overheid diverse maatregelen genomen. Toch is het bedrijfsleven zelf verantwoordelijk voor de structurele inbedding van de BSE-maatregelen in het reguliere productieproces, inclusief de bijhorende kosten. Uit een vergelijking met andere EG-landen bleek dat deze crisis in Nederland relatief beperkte effecten had. [19]

Hoe anders waren de effecten van de MKZ! In februari 2001 brak in het Verenigd Koninkrijk de MKZ-crisis uit. De vele brieven die de Minister van LNV aan de Tweede Kamer stuurde, geven een triest relaas van de verwoestende werking van dit virus in Nederland. [20] Zoals aangegeven in de inleiding, was Nederland gebonden aan het (in 1990 ook door Nederland) afgesproken non-vaccinatiebeleid. [21] De kortgedingrechter (president van het CBB) kon wel enig soelaas bieden, [22] maar de marges waren smal en, naar aanleiding van prejudiciële vragen over de geldigheid van de basisrichtlijn van de Raad, heeft het Hof van Justitie onlangs beslist dat het Europese non-vaccinatiebeleid rechtsgeldig is. [23]

Gezondheids- en Welzijnswet dieren

Juridisch-technisch gesproken is de Gezondheids- en Welzijnswet voor dieren het aanknopingspunt voor het MKZ-beleid. Deze wet die uit 1992 dateert, zal worden gewijzigd. De wetswijziging bij de Tweede Kamer, ingediend op 24 april 2001, was ingegeven door de varkenspest- en BSE-crises, maar door de MKZ-crisis kreeg het voorstel pregnante actualiteitswaarde. [24] Het voorstel geeft de Nederlandse wetgever de kans om binnen de marges van het EG-beleid en andere internationale regelingen, zoals WTO en WHO, de zorg voor dieren in betere wetgeving te vertalen.

3. Netwerksectoren

Na enkele algemene beschouwingen wordt nader ingegaan op het beleid in de sectoren energie, telecommunicatie en media, en vervoer.

3.1. Algemene beschouwingen

De netwerksectoren zijn een goede graadmeter om het beleid inzake marktwerking, liberalisering, verzelfstandiging en privatisering te toetsen. [25]

De afgelopen jaren is in de meeste sectoren de principiële beslissing `meer markt' gevallen. In de kronieken van de vorige jaren is melding gemaakt van de nieuwe wetgeving (elektriciteitswet, gaswet, spoorwegwet, enz.) ter zake. Het gaat hic et nunc vooral om de uitvoering en de toepassing. Twee vragen staan daarbij centraal. Hoe worden de (schaarse) netwerken verdeeld? En, werkt de marktwerking in de praktijk?

De keuze van het verdelingsmechanisme

Welk verdelingsmechanisme moet de overheid, als eigenaar van de frequenties en netten, inzetten? Aanbesteden (HSL), veilen (radiofrequenties) en concessies (openbaar vervoer) zijn instrumenten die worden gebruikt om, naast de incumbents (publieke omroepen, NS, KPN enz.) nieuwe spelers op het speelveld toe te laten. De NMa kan dan optreden tegen misbruikelijk gedrag en de OPTA en DTe kunnen regulerend optreden, bijvoorbeeld door het vaststellen van tarieven. [26]

Het veilen (UMTS en radiofrequenties) [27] en de aanbesteding van de HSL-Zuid illustreren dat de overheid grote moeite heeft een liberaliseringskoers te volgen in een mijnenveld van gevestigde belangen, zakelijke coalities en politiek scoren in ontvankelijke media.

Een gelikte publiciteitscampagne van de gevestigde commerciële radio-omroepen en een sterke as (NS en KLM) bergen het gevaar in zich, dat objectieve liberalisering en marktwerking op papier uitmondt in het bevoordelen van gevestigde belangen.

Op de verdeling van de radiofrequenties wordt nader ingegaan (zie nr. 3.3). Wat de aanbesteding van het Nederlandse deel van de HSL-Zuid betreft, hier zijn vier bieders, drie internationale combinaties en een vaderlandse: NS en KLM. [28] Op 6 juli 2001 heeft de minister van Verkeer en Waterstaat met het consortium NS/KLM een Memoramdum of Understanding getekend. [29] Prima, indien deze keuze voor beide (nog) Nederlandse vlaggenschepen volgens de regels gebeurt. Maar men mag niet vergeten dat, nu er op deze internationale (Nederland-België-Frankrijk) lijn ook Franse, Duitse, Britse en Zweedse ondernemingen bij de andere bieders zijn, de betrokken lidstaten en de Europese Commissie het Nederlandse beleid ter zake nauwlettend zullen volgen.

Werkt marktwerking?

Ten tweede. Als de marktwerking is ingevoerd, moet blijken of de markt werkt. Het gaat hierbij niet alleen om het gedrag van de aanbiedende ondernemingen en het toezicht hierop door de NMa en de andere toezichthouders. Het gaat ook om de rechten en plichten van de werknemers (staken of rijden) en van de gebonden gebruikers (lijdzaam toekijken of consumentenboycot).

De acties van de NS-werknemers en de logistieke problemen die daaruit voortvloeien, zijn alle treinreizigers wel bekend. Maar ook de gebruiker roert zich. De consumentenorganisaties (Consumentenbond, Rover, mogelijk gebruikerscollectieven [30]) kanaliseren de onvrede en schakelen de rechter in om treinen te laten rijden. Een zelfde patroon tekent zich af in de gezondheidssector: ook hier worden met rechterlijke uitspraken [31] operaties in Nederland en in den vreemde geforceerd.

Deze soms stuiptrekkende marktwerking vraagt om een principiële reactie van de overheid. Vorig jaar hebben drie verschillende instanties algemene beschouwingen gewijd aan dit onderwerp. [32] De minister van Economische Zaken zond de notitie Liberalisering en Privatisering in netwerksectoren naar de Tweede Kamer. [33] De Raad van State maakte in zijn jaarverslag over 1999 enkele kritische opmerkingen over de `infrastructurele verantwoordelijkheid van de overheid'. [34] De WRR kwam met het rapport `Het borgen van Publiek Belang'. [35] Ten slotte zegde de minister-president tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen in de Eerste Kamer toe, naar aanleiding van de kabinetsstandpunt op het advies van de WRR, met een reactie te komen op het algemene vraagstuk van de borging van publieke belangen.

Eind mei 2001 is het standpunt van het kabinet aan de Kamer bekendgemaakt. [36] Onder de titel `Borging van Publieke Belangen' geeft het kabinet zijn reactie op het rapport van de WRR en komt het met zijn visie op marktwerking, liberalisering, privatisering en verzelfstandiging. De Eerste Kamer, die om het kabinetsstandpunt gevraagd had, kreeg het antwoord in een brief van de Minister-President. [37] In deze zeer korte brief wordt verwezen naar het kabinetsstandpunt over het WRR-rapport: "het kabinetsstandpunt is tevens te beschouwen als reactie op het verzoek uit uw Kamer". Een niet zo elegant verpakte reactie van het kabinet jegens de Eerste Kamer die het kabinet tot reflectie had uitgenodigd.

Kabinetsstandpunt bij het WRR-rapport `Borging van Publieke Belangen'

Het kabinet plaatst kanttekeningen bij het WRR-advies. Het kabinet kan zich niet vinden in de algemene constatering van de WRR dat het in het afgelopen decennium te vaak te ondoordacht en te onvoorbereid een keuze voor de liberalisering en marktwerking heeft gemaakt. [38] Wel ziet het kabinet het advies van de WRR als een aansporing aan de eerst verantwoordelijke bewindspersonen om projecten in het kader van het gevoerde marktwerkings- en privatiseringsbeleid steeds te evalueren. Het kabinet is het verder niet eens met het voorstel van de WRR om een kwaliteitskamer op te richten om de kwaliteit van het overheidshandelen te vergroten. De bestaande mechanismen (oordeel van kabinet en individuele ministers, onder controle van de Staten-Generaal en beoordeling door de Algemene Rekenkamer) zijn voor het kabinet voldoende. [39] Opmerkelijk hierbij is dat de rol van de Raad van State onbesproken blijft, terwijl de Raad in 1999 over het betreffende onderwerp met kritische opmerkingen kwam.

Kabinetsstandpunt marktwerking en liberalisering

Het tweede gedeelte van de brief over de Borging van Publieke Belangen gaat in op de vraag van de Eerste Kamer over de integrale visie inzake marktwerking en liberalisering.

Los van de onelegante behandeling van de Eerste Kamer, vind ik het een vreemde gang van zaken dat dit soort zeer principiële opmerkingen onder de kop `aandachtspunten vormgeving bestuurlijke arrangementen' als punt 4 van een reactie op een WRR-rapport wordt meegegeven. Het onderwerp marktwerking en privatisering lijkt wel een ondergeschoven kind!

De WRR is voorstander van een uniform beleidskader van de borging van publieke belangen. [40] Men zou dit standpunt als een antwoord op het verzoek van de Eerste Kamer kunnen opvatten.

De reactie van het kabinet op het standpunt van de WRR bevredigt niet. Het kabinet is van oordeel dat, indien de WRR een strak, algemeen toepasbaar stelsel van normen wil, zulks ondoenlijk is, gelet op de onderlinge verschillen tussen de terreinen van zorg waar de overheid verantwoordelijk voor is. Geen blauwdrukken, maar vooral maatwerk. Een systematische benadering moet, volgens het kabinet, veeleer worden gezocht in het langslopen van een lijst van algemene aandachtspunten, die uiteenvallen in drie hoofdvragen: wat zijn publieke belangen, wat zijn de verschillende uitvoeringsmogelijkheden (publiek of privaat), welke afweging van de uitvoeringsmogelijkheden vindt er plaats op basis van criteria van goed bestuur.

De brief van het kabinet werkt dit verder uit, met een verwijzing naar specifieke regelingen, zoals de Aanwijzingen voor de Regelgeving, rapporten (vooral MDW-rapporten) en praktijkvoorbeelden. [41]

De bijlage bij het standpunt van het kabinet over het WRR-advies somt een aantal bestaande afwegingskaders op, gericht op de organisatie van de overheid (bijvoorbeeld de handleiding government governance), op de introductie van de marktwerking (bijvoorbeeld notitie staatsdeelneming), op de inrichting en vormgeving van het toezicht (ministeriële verantwoordelijkheid) en geeft kaders voor specifieke uitvoeringsmodaliteiten, zoals publiek-private samenwerking.

In deze opsomming wordt op geen enkele plaats naar het EG-recht verwezen. Men krijgt de indruk dat de borging van publieke belangen in de Haagse hofvijver kan plaatsvinden, zonder rekening te houden met Europese randvoorwaarden. Deze spelen een belangrijke rol bij beleid (bijvoorbeeld aanbesteding HSL-Zuid, MKZ) en bij de juridische en politieke controle op Nederlands beleid (bijvoorbeeld Europees Sociaal Fonds en andere steunoperaties [42]).

Het kabinet komt met deze waslijst aan afwegingskaders (dit is nieuwe Haagse speak) als reactie op de opmerking van de WRR dat een voor alle gevallen gelijkelijk toepasbaar kader ontbreekt. [43] Wat het kabinet presenteert, zijn `kaders'. Waar de Eerste Kamer om vroeg (en waarvoor de WRR een aanzet doet), is integraal `beleid' op basis van een `visie'. Anders gezegd, de Haagse kaders kunnen een aantal kortsluitingen in het Haagse vermijden en wegwerken, maar zij geven onvoldoende inhoudelijke aanknopingspunten om de relatie tussen de private en publieke verantwoordelijkheid in een Europees en internationale context te regelen.

Visie op marktwerking

Op de markt doen zich een aantal fricties voor die niet alleen met pappen-en-nathouden of maatwerk kunnen worden weggewerkt, maar die om een principieel standpunt vragen. Ik geef enkele aanknopingspunten voor Nederlands beleid en Nederlands beleid in Europa.

Eerst het actuele Nederlands beleid. Moeten juridische instrumenten geschapen worden om, gelet op de positie van het slachtoffer/treinreiziger, de treinen toch te laten rijden? Hoe kan een effectieve countervailing power georganiseerd worden in een situatie waar de gebonden gebruiker de keuze heeft tussen niet-rijdende treinen (door inactie van de het NS-personeel) en verstopte autowegen (door actie van de boeren). Volstaan de klassieke organisaties, zoals de Consumentenbond en de ANWB, of moeten alternatieve organisaties worden opgericht? Terwijl aan de aanbodzijde de monopolies weggewerkt worden, is het aan de vraagzijde niet wenselijk met monopolisten geconfronteerd te worden. [44] Welke rol kunnen de toezichthouders in dit geheel spelen? Op dit laatste onderwerp wordt nader ingegaan (zie nr. 5).

Vervolgens enkele aanknopingspunten voor Nederlands beleid in Europa. Moet Nederland met zijn doorgedreven liberaliseringbeleid roomser zijn dan de EG-regels? Dit punt speelt, met name ten opzichte van Frankrijk, in de energiesector, maar komt ook in het goederenvervoer over de weg aan de orde (zie nr. 3.4) en bij een `strenge' wet Markt en Overheid (zie nr. 4). [45] Moet Nederland op middellange termijn voorstander zijn van Europese toezichthouders, bijvoorbeeld in de telecom- en voedselsectoren? Een antwoord op deze vraag is van belang voor de inbedding van bestaande (OPTA) en en beoogde (Nederlandse Voedselautoriteit) toezichthouders (zie verder nr. 5).

Ten slotte, indien het, volgens het kabinet, bij liberalisering vooral om maatwerk gaat, waarom dan midden 2001 een nieuw MDW-project `veilen en alternatieve allocatiemechanismen' opstarten (zie verder nr. 4) in een periode dat de zoveelste aflevering van de soap `veiling radiofrequenties' in Den Haag en Hilversum uitgezonden wordt? De MDW-startnotitie merkt diengaangaande op: `bij een weloverwogen keuze voor, en een succesvolle toepassing van een allocatiemechanisme kan het gebruik van een helder en uniform afwegingskader een belangrijke bijdrage leveren.' [46]

Laten we hopen dat het onderwerp liberalisering en marktwerking de politieke (en wetenschappelijke) belangstelling krijgt die het verdient en dat het niet alleen wordt afgedaan met `kaders'. We gaan nu over tot de orde van de dag.

3.2. Energie

Sedert de inwerkingtreding van de Gaswet staat DTe niet meer voor Dienst uitvoering en toezicht Elektriciteit, maar voor Dienst uitvoering en toezicht Energie. [47] De DTe is als `kamer' ondergebracht bij de NMa.

Om het proces van versnelde liberalisering op adequate wijze en binnen de afgesproken termijnen vorm te geven, werd in juni 2000 het Platform Energieliberalisering geïnstalleerd. [48]

Per 1 juli 2001 functioneert een markt voor duurzaam opgewekte elektriciteit. De Overgangswet elektriciteitsproductiesector (zie verder) en de Gaswet voorzien in een aantal bepalingen die betrekking hebben op deze `groene' energie. [49]

Gas

Op 10 augustus 2000 is de Gaswet (Stb. 305) in werking getreden. [50] Voor 2001 heeft de DTe tijdelijke richtlijnen vastgesteld die invulling geven aan het systeem van onderhandelde nettoegang. Voor de periode na 2001 zullen Permanente Richtlijnen voor transport en opslag worden opgesteld. Hierin wordt een oplossing geboden voor de problematiek van toegang door derden tot Nederlandse gasopslagfaciliteiten en toegang tot het transportnetwerk van de Gasunie. [51] DTe heeft in juni 2001 een consultatiedocument gepubliceerd. De discussies hierover zijn in volle zomer in volle gang. [52]

Elektriciteit

Dit jaar is het weerbarstige obstakel van de bakstenen opgeruimd. [53] Op 21 december 2000 (Stb. 607) werd de wet houdende regels met betrekking tot het beëindigen van de overeenkomst van samenwerking van de elektriciteitsproductiesector en tot het aandeelhouderschap van de netwerkbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet goedgekeurd. [54] Het doel van deze Overgangswet elektriciteitsproductiesector is een einde te stellen aan de zogenaamde baksteenproblematiek [55] en de daarmee samenhangende problemen rond de importcapaciteit en de status van Tennet. Alle aandelen van Tennet en daarmee van het hoogspanningsnet komen aldus in de handen van de Staat. [56] Vanaf de inwerkingtreding van deze wet per 1 januari 2001 zijn de productie- en distributiebedrijven in een concurrentiesituatie geplaatst. De Europese Commissie heeft, als instantie die een oordeel moet geven over de mogelijke strijdigheid met de steunbepalingen, haar groen licht gegeven aan deze oplossing die er per saldo op neer komt dat de overheid de oude stroomrekening (de bakstenen) zelf betaalt. [57]

De NMa en de DTe hebben in mei 2001 samen een monitoringsinstrument opgezet om de ontwikkelingen op de Nederlandse elektriciteitsmarkt te volgen. Om te kunnen vaststellen of de concurrentie op deze markt na liberalisering goed op gang gekomen is, zullen NMa/DTe informatie verzamelen over de markt en deze gegevens analyseren met het oog op de prijsontwikkeling en het gedrag van ondernemingen die actief zijn op deze markt. De monitoring werkt al in de praktijk. [58]

Een moeilijk onderwerp is de privatisering van de energiebedrijven. De discussie in de Tweede Kamer vond plaats op de achtergrond van de elektriciteitscrisis in Californië. De minister van Economische Zaken heeft met de Tweede Kamer een aantal debatten gevoerd. In april 2001 werd de motie-Crone [59] aanvaard. Zij leidt ertoe dat er op termijn via een wijziging van de Elektriciteitswet nadere eisen gesteld worden aan de onafhankelijkheid van de netbeheerders. [60] Naar aanleiding daarvan heeft de minister van Economische Zaken beleidsregels opgesteld die vooruitlopen op het wettelijk verankeren van additionele regels voor de verdergaande onafhankelijke positionering van het netbedrijf ten opzichte van andere activiteiten van het energiebedrijf. [61]

In 2000 heeft de DTe 122 besluiten inzake elektriciteit genomen. Het merendeel waren tariefbesluiten; een aantal besluiten had betrekking op efficiencykortingen en technische codes. [62]

Kernenergie

Bij wet van 13 december 2000 (Stb 2001, 30) werd de Kernenergiewet gewijzigd. Deze wijziging heeft betrekking op revisievergunningen voor inrichtingen. Daarnaast wordt voor de regelgeving en de vergunningverlening met betrekking tot splijtstoffen, ertsen en radioactieve stoffen expliciet aangegeven welke ministers voor welke aspecten verantwoordelijk zijn.

3.3. Telecommunicatie en media

Aan het toezicht wordt, mede naar aanleiding van de evaluatie van de OPTA, afzonderlijk aandacht besteed. (zie nr. 5) Vooraleer er toezicht op de markt kan worden uitgeoefend, moeten er regels zijn en moeten (schaarse) netwerken verdeeld zijn.

GSM en UMTS

In de meeste lidstaten van de EG zijn de UMTS-frequenties geveild, dan wel op een andere wijze verdeeld. [63] In NJB is verslag gedaan over de Nederlandse veiling. [64]

De NMa stelde na een grondig onderzoek vast, dat er geen aanwijzingen zijn dat Versatel en Telfort inbreuk maakten op de Mededingingswet en sloot daarom dit dossier. [65] Verder werd op verzoek van de Tweede Kamer een onafhankelijk onderzoek ingesteld naar de gang van zaken voor, tijdens en na de UMTS-veiling. [66] Uit het rapport van het Ocfeb blijkt dat de veiling niet goed was georganiseerd en gehouden. [67]

Nu de stand van de UMTS-techniek de betrokken partijen (Versatel, Libertel, KPN...) in de steek laat, likken zij hun financiële en commerciële wonden. Rechtszaken dienen [68] en fusiebesprekingen (KPN-Belgacom) zijn gaande. In dit verband hebben de NMa, de OPTA en het Ministerie van Verkeer en Waterstaat in een conceptnotitie (aldus het persbericht [69]) aangegeven dat er mogelijkheden voor samenwerking bestaan voor UMTS-vergunninghouders, mits er voldoende concurrentie overblijft.

De naweeën van de verdeling van de GSM-frequenties zijn voor sommige marktpartijen voelbaar. De rechtbank Den Haag heeft op 25 juli 2001 een vordering van Dutchtone ongegrond verklaard. Dutchtone was van oordeel dat zij achtergesteld werd ten opzichte van KPN en Libertel en dat dit handelen van de overheid (onder meer het niet opleggen van een naheffing) in strijd was met artikel 82, juncto artikel 86, lid 1 EG (nieuw) en de EG-steunbepalingen. [70]

Radiofrequenties

Ook de allocatie van de schaarse radiofrequentieruimte geeft de nodige problemen. De NMa heeft in december 2000 advies uitgebracht over de mogelijke mededingingsbeperkingen die aan de orde kunnen zijn bij een herindeling van de radiofrequenties. De NMa concludeerde dat er geen reden is om aan te nemen dat artikel 24 Mw zou worden geschonden. [71]

Een meerderheid in de Tweede Kamer en het Kabinet bleken het in de eerste helft van 2001 niet eens te zijn over het te voeren beleid en met name over de positie van de zenders die over een commerciële frequentie beschikten. [72] Beauty contest of veiling: de keuze over het kiezen is nog niet gemaakt. Met een vaag compromis, de motie-Wagenaar, [73] is de materie over het zomerreces heengetild. De regering komt met een compromis en zal daarbij van onafhankelijke expertise gebruik maken.

Vermeldenswaardig is het voorstel tot wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met de invoering van de mogelijkheid om door middel van een financieel instrument het optimaal gebruik van frequentieruimte te waarborgen. [74] Dit instrument komt in aanvulling op de bestaande toewijzingsprocedures, zoals de vergunning en de veiling (zie artikel 3.3. van de Telecommunicatiewet). Voorts is in dit voorstel een basis opgenomen voor een regeling van vergoedingen voor het gebruik van de te vergunnen frequentieruimten.

De discussie over dit wetsvoorstel wordt doorkruist door de veilingsproblematiek. Dit bracht de vaste commissie van Verkeer en Waterstaat van de Eerste Kamer tot de verzuchting dat zij als gevolg van het grote aantal nota's van wijzigingen geen volledig zicht meer heeft op de huidige stand met betrekking tot veiling van FM-frequenties. [75] Telecommunicatiewetgeving is, zoals de hierna te bespreken spoorwegwetgeving, holderdebolderwetgeving geworden. Bij wet van 16 juli 2001 (Stb. 356) werd het ontwerp goedgekeurd.

3.4. Vervoer

Spoorwegen

Onder de kop verhouding Rijksoverheid-NS vindt in de Kamerstukken regelmatig een onderkoelde rapportage plaats van de liaison tussen Tineke en haar verstoten kind, dat 0maar niet op eigen benen kan staan. Moeder is boos en verdrietig, geeft wijze raad en heeft drieste plannen. [76]

De minister van Verkeer en Waterstaat zal op basis van het Overgangscontract II financiële sancties opleggen, maar meer kan zij niet. In haar eigen woorden: `Ten slotte wil ik er nogmaals op wijzen dat de bevoegdheden die voortvloeien uit mijn rol als aandeelhouder van NS, zeer beperkt zijn, aangezien de NV Nederlandse Spoorwegen een structuurvennootschap is. [77] Meestal zegt een minister: mijn bevoegdheden zijn aan `Brussel' overgedragen; de minister van V&W bekent: mijn bevoegdheden zijn aan `Utrecht' overgedragen. Nu tegen haar voornemen de directie te ontslaan wetten in de weg staan en ook praktische bezwaren, concentreert de minister zich - misschien met weemoedigheid - midden augustus 2001 op een herstelplan. [78]

De private taken worden uitgevoerd onder de vlag NS Groep NV. Deze groep is onderverdeeld in een aantal zelfstandige bedrijfsonderdelen, zoals NS Reizigers (NSR). De overkoepelende NV Nederlandse Spoorwegen is de holding waar separaat van de private taak de publieke taak is ondergebracht. [79] De minister van V&W is voornemens aan deze taakverdeling te morrelen en overweegt om de NS Verkeersleiding onder te brengen bij NS Reizigers. [80] Dit is het paard achter de wagen spannen, omdat de verkeersleiding dan niet meer onafhankelijk kan optreden tegen de (potentiële) concurrenten van NS Reizigers. [81]

De genteresseerde reiziger-chroniqueur raakt in deze wirwar van wilde plannen het spoor bijster. In het najaar 2001 zal er meer duidelijkheid komen. Dan komt de wijziging van de Spoorwegwet aan de orde [82] en zullen de Minister en de Kamer keuzes moeten maken. Onder de titel `Nieuwe algemene regels over de aanleg, het beheer, de toegankelijkheid en het gebruik van spoorwegen, over het verkeer over spoorwegen alsmede aanvulling van de Wet personenvervoer 2000 strekkende tot invoering van een concessiestelsel voor het personenvervoer per trein' wordt aan een nieuwe Spoorwegwet gewerkt. [83] Daarnaast is een Concessiewet personenvervoer per trein in de maak. [84]

Over de relatie tussen beide ontwerpen (samenvoegen of niet) is heel wat te doen geweest. Het gaat hier, zoals bij telecommunicatie, om holderdebolderwetgeving. Vooral door zwalkend beleid, is er voor de belangstellende buitenstaander geen touw meer aan vast te knopen [85]: arme V&W-wetgevingsambtenaren.

Personenvervoer over de weg

De Wet Personenvervoer 2000 (Stb. 314) is in werking getreden. [86] Het daarin vervatte concessiestelsel is te vergelijken met het stelsel voor het openbaar vervoer per trein in de Spoorwegwet. [87]

Bij Besluit van 14 december 2000 (Stb. 563) werden uitvoeringsmaatregelen vastgesteld. Het zeer lijvige Besluit personenvervoer 2000 heeft betrekking op het openbaar vervoer, het besloten busvervoer en het taxivervoer. Dit besluit gaat in op de werkingssfeer van de wet, reisinformatie, vergunningen, aanbestedingsprocedures, vervoersbewijzen, de rijksbijdrage voor openbaar vervoer, de chauffeurspas, cabotagevervoer en internationaal vervoer per bus en auto.

Goederenvervoer over de weg

In een brief van de minister van Verkeer en Waterstaat van 22 januari 2001 wordt een zeer nuttig overzicht gegeven van zaken die in de Wet Goederenvervoer over de Weg zijn geregeld, die afwijken van de Europese regelgeving. [88]

Aanleiding voor deze vergelijking is de concurrentiepositie van de Nederlandse vervoerders ten opzichte van hun collega's uit het buitenland. De minister overweegt de bestaande `strenge' wet te wijzigen.

Binnenvaart

Ook voor de binnenvaart werden nieuwe regels vastgesteld. Bij Besluit van 15 januari 2001 werd het Besluit vaarbewijzen binnenvaart gewijzigd (Stb. 35). Het gaat hier om de omzetting van richtlijn 96/50 van de EG (Pb. 1996, L 235).

4. MDW

Begin juni 2001 werd aan de Tweede Kamer de vijfde voortgangsrapportage Implementatie Marktwerking, Deregulering en Wetgevingskwaliteit aangeboden. [89] In de begeleidende brief geven de verantwoordelijke bewindslieden aan dat er weer enkele vertragingen in de implementatie zijn te constateren, maar dat de strenge regie die sedert enkele tijd wordt gevoerd, zijn vruchten afwerpt. [90] Eind juni 2001 kreeg de Tweede Kamer een overzicht van de stand van zaken en werden de onderwerpen voor de vierde tranche MDW II gepresenteerd. [91]

Voor het economisch publiekrecht zijn de volgende ontwikkelingen te noteren.

Benzinestations

De implementatie van het project benzinestations op het hoofdwegennet heeft vertraging opgelopen, omdat de zittende oliemaatschappijen en de daarmee verbonden partijen, zoals de horeca, zich sterk verzetten en ook omdat er juridische bezwaren zijn (mogelijke inbreuk EG-steunregels). Eind 2000 werd met de oliemaatschappijen overeenstemming bereikt over een alternatief traject, vastgelegd in enkele convenanten, [92] maar de weg voor marktwerking is nog lang. [93]

Makelaars

Het MDW-project makelaars is wetstechnisch-bekeken afgerond. De wet van 7 december 2000 (Stb. 540) leidde tot afschaffing van de titelbescherming en beëdiging van makelaars. De nieuwe Makelaarswet is per 1 maart 2001 (Stb. 64) in werking getreden.

Markt en Overheid

Het project Markt en Overheid (lex Cohen) wordt in concept-wetgeving vertaald. Het wetsvoorstel dat voor advies bij de Raad van State ligt, beoogt het tot stand brengen van gelijke concurrentieverhoudingen tussen overheidsorganisaties en ondernemingen met een bijzonder of uitsluitend recht en particuliere ondernemingen.

Het is te verwachten dat de Raad van State, gelet op de belangrijke gevolgen van deze wet voor de Haagse machinerie op de markt en de belangstelling die de Raad van State aan de dag legt voor de principiële kanten van marktwerking, [94] dit ontwerp met grote aandacht zal bekijken.

De volgende informatie is gehaald uit een brochure `Informatie over het wetsvoorstel Markt en Overheid'. [95] Het gaat om de wetsvoorstel zoals het naar de Raad van State is gestuurd. Indien men deze tekst vergelijkt met de conclusies van het rapport van de commissie Cohen, dan valt op dat het verbodstelsel dat de Commissie Cohen in een aantal bevallen voorstelde, sterk is afgezwakt. Daardoor wordt de kans van omgekeerde discriminatie van Nederlandse overheidsondernemingen kleiner. Nu er geen totaal verbod is op commerciële nevenactiviteiten, worden deze Nederlandse overheidsondernemingen niet benadeeld ten opzichte van andere EG-overheidsondernemingen, die in hun nationale coulantere wetgeving hiervan geen last hebben en die dank zij het vrij verkeer toch op de Nederlandse markt kunnen operereren. [96]

Het huidige concept stelt regels aan de toetreding door overheidsorganisaties. Er wordt een Commissie Markt en Overheid ingesteld. Overheidsorganisaties die te maken krijgen met toetredingsregels, kunnen de kennis van deze Commissie inwinnen. Bij de naleving van de toetredingsregels wordt aangesloten bij het regulier administratief toezicht en de mogelijkheden van bezwaar en beroep volgens de Algemene wet bestuursrecht.

Naast de toetredingsregels worden er regels gesteld aan het gedrag op de markt van overheidsorganisaties, en ondernemingen waaraan een bijzonder of uitsluitend recht is verleend. De naleving van gedragsregels voor overheidsorganisaties, voor zover die betrekking hebben op de administratieve organisatie en interne controle van een bestuursorgaan, zijn onderdeel van het reguliere administratieve toezicht op de rechtmatigheid en doelmatigheid van het overheidshandelen. Voor zover de gedragsregels betrekking hebben op het toezicht op marktverhoudingen en het marktgedrag, wordt het toezicht neergelegd bij de NMa.

Vanwege de bijzondere meerwaarde van kennisontwikkeling en kennisoverdracht voor de Nederlandse economie gelden voor onderzoeksinstellingen bijzondere regels. Voor de post- en energiesector worden specifieke overgangsbepalingen voorzien.

Productwetgeving

De eerste wetgevende stap voor hernieuwde productwetgeving is gezet. Bij de Tweede Kamer werd een wetsvoorstel ingediend tot wijziging van de Warenwet met het oog op de incorporatie van veiligheidsvoorschriften uit de Wet op de gevaarlijke werktuigen, zulks onder intrekking van deze wet en de Stoomwet. [97] Voor de langere termijn blijft het perspectief van een brede algemene productwet (non-food) open. [98] Een mooie frase, waarin alle betrokken departementen zich wel kunnen vinden; maar o wee als het concreter wordt! De schermutselingen over de Nederlandse Voedselautoriteit (food), (zie nr. 5.2), illustreren dit.

Geneesmiddelen

Aan de vraagsturing in de geneesmiddelenmarkt wordt nog gewerkt. Het dereguleringsprogramma bevat drie kernthema's. [99] Ten eerste, het vergroten van de invloed van de verzekeraars op het voorschrijven en afleveren van geneesmiddelen. Ten tweede, het vergroten van de invloed van de zorgverzekeraars op de prijs en vergoeding van geneesmiddelen. Ten derde, het beter mogelijk maken van nieuwe toetreding tot de geneesmiddelenmarkt.

Van belang op deze markt is ook het voorstel tot wijziging van de wet op de geneesmiddelenvoorziening. [100] In dit voorstel zijn bepalingen opgenomen die betrekking hebben op de reclame, registratie, bewaking, toezicht en handhaving. In een brief aan de Tweede Kamer verzoekt de minister van VWS het voorstel, dat al geruime tijd bij de Tweede Kamer aanhangig is, voort te zetten. [101]

Veilen en alternatieve allocatiemechanismen

Dit MDW-project is opgestart in juni 2001, in de hoogdagen van het radiofrequentiegekrakeel. In dit project zullen de mogelijkheden en voorwaarden voor het inzetten van verschillende allocatiemechanismen bij het verdelen van schaarse goederen en rechten door de overheid worden geanalyseerd. [102]

Taxivervoer

In de wet van 9 december 1999 inzake de deregulering van het taxivervoer is opgenomen dat binnen 18 maanden na inwerkingtreding aan de Staten-Generaal verslag wordt gedaan over de doeltreffendheid en de effecten van de wet in de praktijk. [103]

In het uitgebrachte rapport wordt niet alleen ingegaan op de aan de gemiddelde krantenlezer bekende situatie in Amsterdam en Schiphol. Naar aanleiding van het betreffende rapport, merkt de minister van Verkeer en Waterstaat op dat de ontwikkelingen in de vier grote steden [104] en de forse stijging van de tarieven speciale aandacht vragen. Zij is nochtans van oordeel dat in het algemeen de gefaseerde invoering van de wet deregulering taxivervoer doorgang kan vinden. [105]

5. Toezicht op marktwerking

In 1997 werd in het rapport-Visser (Zicht op Toezicht) aandacht besteed aan de verschillende vormen van toezicht en de relatie tussen de toezichthouders. [106] In de woorden van het kabinetsstandpunt over liberalisering (zie nr. 3.1) eerder een blauwdruk, dan maatwerk.

Vijf jaar later zijn nieuwe toezichthouders aangetreden en worden de oudere (het gaat snel in toezichtland) toezichthouders geëvalueerd.

Het `toezicht' dat hier aan de orde is, heeft een andere invulling dan het toezicht dat de overheid wil uitvoeren in het verlengde van de Volendam- en Enschederampen. In de notitie `Kaderstellende visie op toezicht' die het kabinet naar aanleiding van deze rampen uitbrengt, wordt opgemerkt dat er door de grote diversiteit van toezichtarrangementen sprake is van toenemende verwarring rond het begrip toezicht en verschijningsvormen ervan. [107]

Het in deze kroniek behandelde toezicht heeft betrekking op economische activiteiten, op marktwerking. De notitie van het kabinet heeft een overkoepelende strekking. In deze notitie wordt in een subparagraaf ingegaan op de overlap en onderlinge afstemming tussen de verschillende toezichthouders, ook de `economische' toezichthouders. [108] Ook wordt aandacht besteed aan de Europese dimensie van toezicht. [109]

5.1. Evaluatie bestaande toezichthouders

In Nederland is, zoals blijkt uit het regeringsstandpunt op het WRR-rapport over de Borging van de Publieke belangen, een netwerk van toezichthouders actief. Er kan veel mis gaan en het gaat om veel geld.

Diverse instanties oefenen dan ook toezicht uit. Het optreden van de Europese toezichthouders, bijvoorbeeld de Europese Commissie over EG-sociale subsidies, blijft hier buiten beschouwing. [110] Het mededingingstoezicht, de evaluatie en de ZBO-status van de NMa worden in de kroniek Mededingingsrecht behandeld.

De rechtmatigheid en doelmatigheid van het toezicht wordt beoordeeld door de Algemene Rekenkamer. Zij toonde zich onlangs kritisch over de aanbesteding en het inkopen van de aanleg van spoorinfrastructuur. [111] Het toezicht van Verkeer en Waterstaat reikt niet ver genoeg. De minister onderkent dit en de nieuwe Spoorwegwet (zie nr. 3.4) moet hierin verbetering brengen.

Er is een duidelijke samenhang tussen het algemene toezicht en het specifieke toezicht van OPTA, Commissariaat van de Media en andere toezichthouders. Mede naar aanleiding van evaluaties zal de onderlinge verhouding de volgende jaren opnieuw bekeken worden.

In dit kroniekjaar werd de OPTA geëvalueerd. Op basis van een onafhankelijk onderzoek, uitgevoerd door Twijnstra Gudde, werd de Kamer gerapporteerd over het functioneren van de OPTA. De verantwoordelijke staatssecretaris deelde de Kamer de kabinetsvoornemens mee. Tot medio 2005 blijft de OPTA zelfstandig. Sectorspecifiek toezicht op de telecom- en postmarkt "wordt in 2005 als kamer bij de NMa ondergebracht, ervan uitgaande dat naar het oordeel van het kabinet het zbo NMa de toepassing van de Mededingingswet naar behoren uitvoert en dat het kamermodel goed functioneert". [112]

5.2. Nieuwe toezicht(houders)

Nederlandse voedselautoriteit

Haagse stammenoorlogen woeden bij de oprichting van de autoriteit die moet instaan voor de modernisering en stroomlijning van de organisatie op het gebied van voedselveiligheid. [113]

De betrokken departementen, Volksgezondheid en Landbouw, kunnen het niet eens worden over de bevoegdheden. [114] Als gevolg daarvan zal de daadwerkelijke controle op de voedselveiligheid voorlopig blijven waar hij was: bij de Keuringsdienst voor Waren (valt onder VWS) en bij de Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees (valt onder LNV). Bij besluit van 13 juli 2001 werd de Voorlopige Nederlandse Voedselautoriteit ingesteld [115], een mager beestje.

Wet toezicht Europese subsidies

Bij de Tweede Kamer is een wetsvoorstel aanhangig waarbij de bevoegdheden van de Algemene Rekenkamer worden uitgebreid. [116] Strafkortingen in de varkenssector, maar vooral ten onrechte uitgekeerde subsidies uit het Europees Sociaal Fonds (volgens recente berichtgeving zou Nederland 440 miljoen gulden moeten terugbetalen) [117] vragen om een reactie. Het ingediende voorstel geeft aan de Algemene Rekenkamer de mogelijkheid om zo nodig op het niveau van de uiteindelijke ontvanger zelfstandig de rechtmatigheid en de doelmatigheid van de aanwending van EG-subsidies vast te stellen. In de Memorie van toelichting wordt uitdrukkelijk aangegeven dat de lidstaat aangesproken wordt. Deze aansprakelijkheid geldt niet alleen voor tekortkomingen op rijksniveau, maar ook voor tekortkomingen die primair toegeschreven moeten worden aan het niet correct toepassen van het communautaire recht door decentrale overheidsorganen. [118]

Raad van Financiële Toezichthouders

Ter bevordering van een slagvaardige en effectieve samenwerking met het oog op het tot stand brengen van gelijkgerichte regelgeving en beleid hebben de Verzekeringskamer, De Nederlandsche Bank en de Stichting Toezicht Effectenverkeer in 1999 de Raad van Financiële Toezichthouder ingesteld.

Deze instelling liep vooruit op de introductie van de niet-sectoriële dimensie van de financiële toezichtwetten. Bij de Tweede Kamer is een wetsontwerp ingediend dat deze niet-sectorspecifieke dimensie wil regelen. [119]

Toezicht collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten

Een wetsvoorstel dat in mei 2001 bij de Tweede Kamer is ingediend, beoogt eenheid te brengen in het toezicht in deze sector. De vijf bestaande toezichthouders, zoals BUMA en SENA, worden vervangen door een College van Toezicht. [120] Het wetsontwerp komt niet met een specifieke naam, een must in toezichtland, want er zijn meerdere Colleges van Toezicht, zoals het College van Toezicht Zorgverzekeringen. [121] Snel een naam verzinnen (en IE-rechtelijk de naam reserveren!).

Artikel 4 van het wetsontwerp bepaalt uitdrukkelijk dat het College van Toezicht geen toezicht houdt op collectieve beheersorganisaties, voor zover toezicht op grond van de Mededingingswet wordt uitgeoefend door de NMa. [122]

5.3. Toezicht: maatwerk of blauwdruk?

Het in de introductie van deze paragraaf genoemde rapport-Visser geeft een `afwegingskader' voor toezicht in Nederland. Het rapport kwam, als MDW-project, tot stand (november 1997) in een periode dat de NMa en de OPTA nog niet actief waren en de DTe nog niet bestond. [123]

Anno 2001 is de OPTA geëvalueerd en wordt de Nma geëvalueerd. Volgens Haagse plannen wordt de NMa een zbo [124] en wordt de OPTA op termijn als kamer in de NMa ondergebracht.

De manier waarop de NMA- en OPTA-dossiers behandeld worden, is in lijn met de visie van het kabinet, zoals dit in reactie op het WRR-rapport (zie nr. 31) verwoord wordt: maatwerk en geen blauwdruk.

In het hoger vermelde kabinetstandpunt over de OPTA (zie nr. 5.1) werd op 9 juli 2001 door de staatssecretaris van V&W aan de Tweede Kamer medegedeeld dat de OPTA, onder bepaalde voorwaarden per 2005 als kamer bij de NMa zou worden ondergebracht. Voor Haagse begrippen, klare taal.

Op 12 juli 2001 stuurde de Minister van Economische Zaken de Nota naar aanleiding van het Verslag over de NMa-Zbo-wet naar de Tweede Kamer. Hierin staat de volgende passage [125]: "Op langere termijn kan een mogelijke vierde stap zijn het bezien of, en zo ja onder welke voorwaarden, de taken die thans door de OPTA worden uitgevoerd bij de NMa kunnen worden ondergebracht. Bij deze stap zal mogelijk ook worden bezien of er organisatorisch aanpassingen moeten worden gerealiseerd om de samenvoeging van de NMa en de OPTA te kunnen bewerkstellingen." Voor Haagse begrippen, een vaag verhaal.

Het gevolg van dit maatwerk van de betrokken departementen zal vermoedelijk zijn (ik hoop dat ik mij vergis) dat in de Tweede Kamer beide onderwerpen gescheiden aan de orde zullen komen, zodat principiële discussies moeilijk kunnen worden gevoerd. L'histoire se répète. Ook bij de behandeling van de ontwerp-Mededingingswet in de Tweede Kamer werd de link met de ontwerp-OPTA-wet niet inhoudelijk gelegd. [126] Dit gebeurde pas in de Eerste Kamer. [127]

6. Conclusie

Dit kroniekjaar is een overgangsjaar. Af te wachten is hoe liberaliseringsperikelen (spoor, groene energie, radiofrequenties) opgelost worden, welke institutionele structuur er voor de bestaande toezichthouders (NMa en OPTA) gekozen wordt en of een belangrijk dossier (Markt en Overheid) de wettelijke status verwerft.



Noten
[1] Zie ook de Kroniek Nederlandse Economische Wetgeving, die elk jaar in het decembernummer van SEW verschijnt.
[2] Toekomst voor de veehouderij. Agenda voor een herontwerp van de sector, mei 2001 (te vinden op de site van LNV). Wat betreft de overeenstemming van deze agenda met de mededingingswet, zie de opmerkingen van A.W. Kist, Volkskrant 8 juni 2001, en L.J. Brinkhorst, Agrarisch Dagblad 19 juni 2001. Zij zijn van oordeel dat prijsafspraken, die een onderdeel van dit plan uitmaken, op gespannen voet staan met de Mededingingswet.
[3] R. Barents, De communautaire maatregelen ter bestrijding van mond- en klauwzeer, NTER 2001, p. 169.
[4] Zie Kamerstuk II, 18986, nrs. 63 en volgende.
[5] Kamerstuk II, 18986, nr. 73.
[6] Zie Waterbeleid in de 21e eeuw, Kamerstuk II, 27625. Zie ook P. Jonker, Drinkwater: de uitzondering op de regel?, Tijdschrift Privatisering 2001, nr. 1, p. 17.
[7] Kamerstuk II, 27648.
[8] Het CBB heeft op 3 augustus 2001 bepaald dat het verbod uit 1997 om varkens te fokken niet op basis van artikel 17 van de Gezondheids- en Welzijnswet voor dieren kon worden genomen, zaak AW B99/284, ELRO-nummer AB3126. Zie Stcrt. van 7 augustus 2001, nr. 150.
[9] Zie NJB 2000, p. 1686.
[10] Kamerstuk II, 27085.
[11] Pres. CBB, 12 juni 2001, AWB 01/370, ELRO-nummer AB2068.
[12] Hierover Kamerstuk II, 21677, nr. 60.
[13] Kamerstuk II, 25448.
[14] President Rechtbank Den Haag, 4 april 2000 en Hof Den Haag, 30 november 2000. Zie Kamerstuk II, 25448, nr. 41.
[15] Kamerstuk II, 27835.
[16] Kamerstuk II, 27836.
[17] Kamerstuk II, 24036, nr. 149. Hierover T.A. van Kampen, De handel en wandel binnen het publiekrecht. Verhandelbaarheid van publiekrechtelijke rechten, NJB 2001, p. 339.
[18] Kamerstuk II, 27205.
[19] Kamerstuk II, 24668, nr. 49.
[20] Kamerstuk II, 27622.
[21] Zie R. Barents, De communautaire maatregelen ter bestrijding van mond- en klauwzeer, NTER 2001, p. 169; R.H. van Ooik, Juresta Magazine juni 2001.
[22] Pres. CBB 24 maart 2001, AWB 01/19601/19624. Pres. CBB 27 maart 2001, NJB 2001, p. 690. Pres. CBB 4 mei 2001, NJB 2001, p. 1132. Zie ook opinie van D. Boon, NJB 2001, p. 625.
[23] Zaak C-189/01, Jippes, arrest van het Hof van Justitie van 12 juli 2001, nog niet gepubliceerd. Voor de verwijzingsbeschikking, zie NJB 2001, p. 1005. Zie ook de kroniek Europees recht.
[24] Kamerstuk II, 27685.
[25] Zie A.T.Ottow en A.F. Eeken (red.), De rol van het mededingingsrecht in gereguleerde markten, Den Haag, 2001.
[26] Themanummer tariefregulering, AM 2001, nr. 5.
[27] E.E.C. van Damme, Veilen op z'n Hollands, ESB 2001, p. 571.
[28] Kamerstuk II, 22026, nr. 126.
[29] Kamerstukken II, 22026, nrs. 135 en 141.
[30] Dit is (nog net) geen oproep aan de reizigers van de 7.47-trein Utrecht Centraal-Den Haag Centraal om zich te organiseren.
[31] Zaak C-159/99, Smits/Peerbooms, arrest van het Hof van Justitie van 12 juli 2001, nog niet gepubliceerd. Zie verder de Kroniek Europees Recht.
[32] Zie Kroniek 2000, NJB 2000, p. 1578.
[33] Kamerstuk II, 27018.
[34] Raad van State, Jaarverslag 1999, p. 49-50.
[35] WRR, Het borgen van het publiek belang, Rapport aan de regering, nr. 56.
[36] Kamerstuk II, 27771, nr. 1.
[37] Eerste Kamer, vergaderjaar 2000-2001, nr. 382.
[38] Op 9 juni 2001 resumeerde en actualiseerde de voorzitter van de WRR, M. Scheltema, op persoonlijke titel in Vrij Nederland het standpunt van de WRR onder de titel `Privatisering en verantwoordelijkheid'. In zijn bijdrage gaat hij niet in op het kabinetsstandpunt.
[39] Kamerstuk II, 27771, nr. 1, p. 7-9.
[40] Zie ook A.E.H. Huygen, Privatisering: te veel maatwerk?, Tijdschrift Privatisering 2001, nr. 1, p. 8.
[41] Kamerstuk II, 27771, nr. 1, p. 9 en volgende.
[42] De Europese Commissie verdenkt de Nederlandse stroomsector van concurrentievervalsing, zie Stcrt. 16 maart 2001.
[43] Kamerstuk II, 27771, nr. 1, p. 5.
[44] Vergelijk `Van de redactie' in: Tijdschrift voor Consumentenrecht 2000, p. 53.
[45] Hierover T.R. Ottervanger, Overheid als spelbederver, M&M 2001, p. 168.
[46] Kamerstuk II, 24036, nr. 223, p. 18.
[47] I.N. Schong, De staats- en bestuursrechtelijke positionering van de Dienst uitvoering en toezicht Energie; tweevoudige deconcentratie, M&M 2001, p. 41. Voor een rechtsvergelijkend overzicht, The Liberalization of Electricity and Natural Gas in the European Union, D. Geradin (ed.), Den Haag, 2001.
[48] Over de relatie tot de DTe, zie Kamerstuk II, 25097, nr. 41, p. 23.
[49] Kamerstuk II, 25097, nrs. 47 en 52.
[50] M.M. Roggenkamp, De nieuwe Nederlandse Gaswet: een proces van regulering en liberalisering, M&M 2000, p. 201.
[51] Jaarverslag NMa en DTe, 2000, p. 33/34.
[52] De Gasunie stelt zich kritisch op, zie Het Financieële Dagblad 15 augustus 2001.
[53] H.P.A. Knops, Een oplossing voor de `bakstenen'; goed gevoegd in het Europese kader?, M&M 2000, p. 170.
[54] Zie Pres. CBB, 9 februari 2001, NJB 2001, p. 732. Afwijzing voorlopige voorziening inzake toewijzing transportcapaciteit buitenlandverbinding.
[55] Zie NJB 2000, 1580.
[56] Kamerstuk II, 27250.
[57] Zie Agence Europe 26 juli 2001, nr. 8014, p. 12.
[58] Zie Stcrt. 14 augustus 2001 (prijspieken op de APX).
[59] Kamerstuk II, 27250, nr. 38.
[60] J.E. Jansen, Privatisering Energiebedrijven (1): een chronologie, Tijdschrift Privatisering 2001, nr. 2, p. 25.
[61] Brief van de minister van Economische Zaken naar aanleiding van het jaarverslag NMa en DTe, Kamerstuk II, 27400 XIII, nr. 59, p. 4. De beleidsregels zijn gepubliceerd in de Stcrt. van 11 juli 2001, nr. 131. Zie ook Kamerstuk II, 27250, nr. 49.
[62] Jaarverslag NMa en DTe 2000, p. 34.
[63] C.C. Meijer, Facility sharing UMTS verboden?, Actualiteiten Mededingingsrecht 2001, p. 79. D. Baum, UMTS: Om welke regulering vraagt de toekomst?, Mediaforum 2001, p. 201.
[64] E.E.C. van Damme, Het spel van Versatel, NJB 2000, p. 1666.
[65] Zie persbericht van de NMa van 22 februari 2001. De NMa `zat er niet bovenop', aldus E.E.C. van Damme, M&M 2001, p. 88.
[66] Kamerstuk II, 24095, nr. 58.
[67] Ocfeb, De Draad kwijt. Onderzoek naar de gang van zaken rond de Nederlandse UMTS-veiling, Rotterdam, 2001. Hierover H. Abbink Spaink en A.J.J. Meuleman, Het leergeld van de 3G-veilingen, ESB, 2001, p. 606.
[68] Het CBB heeft op 18 juli 2001 het Ministerie van V&W in het ongelijk gesteld. Een besluit tot uitgifte van een UMTS-frequentie is aan te merken als een besluit waartegen beroep kan worden ingesteld. De zaak is dan ook inhoudelijk terugverwezen naar de Rechtbank Rotterdam, ELRO-nummer AB3007, zaaknummer AWB 00/910, 00/913, 00/924, 00/925.
[69] Persbericht NMa, 19 juli 2001. Het gaat om een concept, omdat belangstellenden tot 17 augustus 2001 kunnen reageren. Daarna zal de definitieve notitie worden opgesteld.
[70] Arr. Rb. Den Haag, 25 juli 2001, Dutchtone, rolnummer 109653/HA ZA 98-4115, ELRO-nummer: AB2893.
[71] Jaarverslag NMa en DTe 2000, p. 59-60.
[72] Kamerstuk 24095, nrs. 62 en volgende.
[73] Kamerstuk II, 24095, nr. 75.
[74] Kamerstuk II, 27607.
[75] Kamerstuk I, 27607, nr. 296b.
[76] Kamerstuk II, 19986, nr. 62 en volgende.
[77] Kamerstuk II, 18986, nr. 70, p. 2.
[78] Het Financieële Dagblad 18 augustus 2001.
[79] E. ten Heuvelhof en R. van der Helm, Personenvervoer over het spoor, in: M. van Twist en W. Veeneman (red.), Marktwerking op weg, Utrecht, 1999, p. 56.
[80] Zie onder meer NRC 19 juli 2001 en Volkskrant 20 juli 2001.
[81] Aldus R. in 't Veld, President-commissaris van Railverkeersleiding, NRC 16 augustus 2001.
[82] Kamerstuk II, 27465. Zie ook E.F. ten Heuvelhof en M.J.W. van Twist, Competition engineering door ontbinding van de incumbent. Een optie voor reizigersvervoer over het spoor?, Tijdschrift Privatisering 2001, nr. 2, p. 4.
[83] Kamerstuk II, 27482. Zie C.W. Noorlander, De Spoorwegorganisatie als zbo, Tijdschrift Privatisering 2001, nr. 3, p. 21.
[84] Kamerstuk II, 27216. Zie D.L.M.T. Dankers-Hagenaars, Op het spoor van de concessie, Den Haag, 2000. Zie ook D.L.M.T. Dankers-Hagenaars, De concessie, een geschikt alternatief voor privatisering?, Tijdschrift Privatisering 2001, nr. 1, p. 21.
[85] In een brief van de Minister, Kamerstuk II, 27482/27216, nr. 8, p. 2 staat de volgende conclusie:" De wijzigingen in het concessiestelsel die voortvloeiden uit de nota naar aanleiding van het verslag inzake de Concessiewet waren verwerkt in de (eerste) nota van wijziging inzake de het (sic) wetsvoorstel voor een nieuwe Spoorwegwet. Deze wijzigingen zijn thans alsnog in het oorspronkelijke voorstel voor de Concessiewet opgenomen door middel van een nota van wijziging inzake dat wetsvoorstel. (27216, nr.8)".
[86] R. Leijenaar, De Wet personenvervoer 2000 op hoofdlijnen, Tijdschrift Privatisering 2001, nr. 2, p. 13.
[87] Kamerstuk II, 27216, nr. 3, p. 3.
[88] Kamerstuk II, 27400 XII, nr. 55.
[89] Kamerstuk II, 24036, nr. 219.
[90] Voor het overheidsstandpunt, D.P. van den Bosch, Marktwerking, deregulering en wetgevingskwaliiteit, 60 projecten en verder, RegelMaat 2000, p. 264. Voor een kritische reactie, E.E.C. van Damme, MDW tegen het licht, RegelMaat 2001, p. 87; J.H.G. van den Broek, Snoepje van de week, RegelMaat 2001, p. 98.
[91] Kamerstuk II, 24036, nr. 223.
[92] Kamerstuk II, 24036, nr. 185.
[93] Zie Van Damme, RegelMaat 2001, p. 96-97.
[94] Zie het hoger vermelde Jaarverslag 1999, p. 49-50.
[95] Deze brochure is te vinden is op www.ez.nl/MDW/Projecten/Project 8.
[96] Aldus ook T.R. Ottervanger, Overheid als spelbederver, M&M 2001, p. 168.
[97] Kamerstuk II, 27651.
[98] Kamerstuk II, 24036, nr. 219, p. 20.
[99] Kamerstuk II, 24036, nr. 219, p. 29.
[100] Kamerstuk II, 23959.
[101] Kamerstuk II, 23959, nr. 10.
[102] Kamerstuk II, 24036, nr. 223, p. 18.
[103] Zie ook Van Damme, RegelMaat 2001, p. 95.
[104] De NMa stelde een rapport op over prijsafspraken tussen de diverse taxicentrales in Rotterdam, Perscommuniqué van 23 november 2000.
[105] Kamerstuk II, 25910, nr. 35.
[106] Hierover P.J. Slot, M&M 1998, nr. 2, p. 54; J.G.L. Nus, SEW 1997, p. 392.
[107] Kamerstuk II, 27831, nr. 1, p. 7.
[108] Kamerstuk II, 27831, nr. 1, p. 19.
[109] Kamerstuk II, 27831, nr. 1, p. 22.
[110] Kamerstuk II, 26642.
[111] Kamerstuk II, 27847.
[112] Kamerstuk II, 21693, nr. 56.
[113] Kamerstuk II, 26991, nr. 37.
[114] NRC 14 juli 2001.
[115] Stcrt. 19 juli 2001, nr. 137. Zie ook Kamerstuk II, 26991, nr. 45.
[116] Kamerstuk II, 27572.
[117] NRC 5 juli 2001.
[118] Kamerstuk II, 27572, nr. 3, p. 1.
[119] Kamerstuk II, 27290.
[120] Kamerstuk II, 27775.
[121] Zie Besluit van 13 juni 2001, Stb. 311.
[122] Voor kritiek van de Raad van State op deze bepaling, zie Kamerstuk II, 27775, B. p. 4-5.
[123] P.C.H. van Dijk, Tussen generiek en specifiek: het rapport-Visser in de praktijk, in: H.J.de Ru en J.A.F. Peters (red.), Toezicht en regulering van nieuwe markten. Opstellen over de juridische aspecten van regulering, Den Haag, 2000. p. 44.
[124] Kamerstuk II, 27639. Zie de kroniek Mededingingsrecht.
[125] Kamerstuk II, 27639, nr. 5, p. 2.
[126] Minister Wijers, Handelingen Tweede Kamer 5 maart 1997, 59-4324, wees wel op de relatie tussen OPTA en NMa: " het is lastig", maar zijn opmerking leidde niet tot een inhoudelijke discussie.
[127] Het wetsontwerp-OPTA, Kamerstuk II, 25128, werd op 29 november 1996 aangeboden. Tijdens de algemene behandeling van het ontwerp-Mw, 5 en 11 maart 1997, kwam de relatie OPTA-NMa niet aan de orde. In de Eerste Kamer werd bij de behandeling van de ontwerp-Mw wel ingegaan op de samenhang, zie Kamerstuk I, 24707, nr. 232b., p. 3.