presentatie

De onbegrensde bibliotheek

Lezing gehouden tijdens het symposium 'De Elektronische Bibliotheek Utrecht' op 3 november 1995


De onbegrensde bibliotheek

Bas Savenije

Zijn wij getuigen van een revolutie?

Deze vraag is regelmatig aan de orde bij toespraken over de ontwikkelingen in de informatietechnologie. Het antwoord luidt meestal negatief. Er is immers geen sprake van een plotselinge, drastische, geconcentreerde verandering. Ik wil hier een ander argument aan toevoegen. Zij die getuige zijn van een revolutie hebben dat meestal direct in de gaten. Zij hoeven daar geen maanden over na te denken, laat staan dat zij de vraag aan al dan niet betalende toehoorders voorleggen. Ondanks deze plausibele argumenten, ontmoet ik regelmatig mensen die hardnekkig over een revolutie blijven spreken.

'De informatiemaatschappij komt er nu echt aan,' is hun gevleugelde uitdrukking. De indruk wordt gewekt dat de informatiemaatschappij er plotseling zal zijn, op een door god, een minister of een beleidsmedewerker te bepalen moment. En wee degene die daar niet klaar voor is. Deze kan dan geen kop koffie meer bestellen zonder een cursus van het ACCU te hebben gevolgd. Laat ik de digitale analfabeten (om maar eens een term met interne spanning te gebruiken) geruststellen. De informatiemaatschappij is er al lang. Haar verschijnselen komen steeds nadrukkelijker naar voren. Inhaken wordt steeds gemakkelijker, want de toepassingen worden steeds klantvriendelijker. En stelt u zich eens voor dat iedereen aan het front van de vernieuwing wil staan. Dit zou de chaos aanzienlijk vergroten en het is zeer de vraag of de kwaliteit van de vooruitgang daarmee gediend is.

Maar waarom is er dan een project Elektronische Bibliotheek Utrecht? Waarom wachten UBU en ACCU niet gewoon tot anderen de kinderziektes in de nieuwe ontwikkelingen hebben genezen? Op vele plaatsen in de wereld wordt, al dan niet in samenwerkingsverbanden, gewerkt aan de onbegrensde bibliotheek. Hieraan zitten twee kanten. De eerste is het opzetten van elektronische bibliotheekdiensten voor de eigen klantenkring, in ons geval de Universiteit Utrecht. De tweede is het leveren van een bijdrage aan de opbouw van de virtuele wetenschappelijke bibliotheek: hierdoor wordt bewerkstelligd dat via nationale en internationale samenwerking alle relevante informatie beschikbaar en opvraagbaar is, ongeacht de plaats waar deze is opgeslagen1. Deze twee kanten vullen elkaar aan, maar zijn niet identiek.

De Universiteitsbibliotheek Utrecht is het uit het oogpunt van profilering aan haar stand verplicht een eigen, herkenbare bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van de onbegrensde bibliotheek. Een voordeel van die herkenbaarheid is tevens dat deze bijdrage is afgestemd op de wensen van onze eigen doelgroep, die toch weer anders is dan die van, bijvoorbeeld, de Katholieke Universiteit Brabant. Daarbij geldt dat de realisatie van de onbegrensde bibliotheek een geleidelijke ontwikkeling is. Het is dan ook noodzakelijk om organisatie en personeel in staat te stellen zich geleidelijk aan te passen aan hun veranderende functie. Zowel informatieverschaffers als -ontvangers moeten ervaring opdoen en de bibliotheek moet groeien in haar nieuwe rol.

De rol van de bibliotheek wordt vaak beschreven als onderdeel van de zogenaamde informatieketen. Met deze informatieketen is in onze tijd uiteraard van alles aan de hand. Voor degenen onder u die niet met het jargon vertrouwd zijn, de standaard-definitie van de informatieketen luidt als volgt:

'De infrastructuur opgebouwd als een keten van partijen die ieder met behulp van beschikbare middelen, een of meer functies kunnen vervullen in het proces van informatieverzorging'2.

Deze keten wordt meestal grafisch weergegeven. De traditionele representatie was relatief simpel. Maar onder de druk van de toenemende informatie-stroom en van de technologische ontwikkelingen wordt het plaatje steeds gecompliceerder. De keten lijkt wel haast te exploderen. Dit beeld nu, het beeld van een exploderende keten of cyclus, is onjuist. De keten explodeert niet. Integendeel. Wat explodeert is de hoeveelheid informatie en dat heeft alles te maken met de wijze waarop informatie wordt overgedragen. De functies in het proces van informatieverzorging exploderen echter in het geheel niet. De functies uit de simpele traditionele informatieketen, te weten productie, verspreiding en consumptie van kennis, kunnen allemaal worden uitgevoerd op één zogenaamde geïntegreerde werkplek. Hier is veeleer sprake van een implosie: onder druk van de omringende omgeving wordt het systeem in elkaar gedrukt. Hoe dan ook, het samenstel van functies in de informatieketen verandert en de partijen worstelen om hun plaats daarin te vinden. Er worden afspraken gemaakt, bijvoorbeeld tussen uitgevers en universiteiten, over hoe in goede onderlinge samenwerking de nieuwe rollen kunnen worden verkend. Het gevaar is echter groot dat men hierbij blijft steken in de traditionele keten. Dit gevaar wordt duidelijk wanneer wij de ontwikkeling in de informatieketen proberen te beschrijven met behulp van het zogenaamde synergiemodel3. Dit model wordt wel vaker toegepast op organisaties en systemen en is ontleend aan de chemische theorieën over dissipatieve structuren. Volgens het synergiemodel verloopt de beheersing van processen in een organisatie stabiel, totdat zich van binnenuit of buitenaf sterke storingen voordoen die zich aan het geaccepteerde patroon onttrekken. Wanneer deze storingen in omvang en aantal toenemen, ontstaat een instabiele situatie waarbij van alles gebeurt wat vanuit het heersende regiem niet zou mogen. Er is sprake van een zekere chaos. Vanuit deze chaos vindt vroeg of laat een nieuwe ordening plaats die onder de nieuwe omstandigheden stabiliteit kan garanderen. Ontstaat deze nieuwe ordening niet, dan doet zich regressie voor: een stagnatie in ontwikkeling en het min of meer willekeurig uiteenvallen van de structuur.

Voor de ontwikkelingen in de informatievoorziening betekent dat mijns inziens dat het nodig is op creatieve, innoverende wijze te experimenteren met nieuwe rollen in plaats van al te zeer vast te houden aan de traditionele patronen. De neiging teveel van de oude patronen te behouden stagneert namelijk niet alleen de ontwikkeling, maar brengt dus tevens het risico met zich mee dat de structuur op willekeurige wijze uiteen zal vallen.

Ik zal nu ingaan op een aantal aspecten van de veranderende rol van de bibliotheek, en wel de volgende:

Bij elk van deze aspecten spelen twee invalshoeken mee:

  1. wat zijn de gevolgen van de informatie-technologie voor de traditionele rol van de bibliotheek?
  2. welke perspectieven biedt de informatie-technologie voor een nieuwe rol van de bibliotheek?

Ik begin bij de bibliotheek als informatie-bemiddelaar. In het bijzonder wil ik hierbij aandacht vragen voor de ontsluiting van informatie4. Een universiteitsbibliotheek heeft hierbij tot taak een meerwaarde te leveren voor onderwijs en onderzoek. Dat betekent dat het systeem van ontsluiting moet aansluiten bij zoekstrategieën van onderzoekers, docenten en studenten.

Bibliotheken hebben traditioneel de neiging om hun zaken ordelijk te houden. In zekere zin is deze ordening echter een barriere voor de klanten van de bibliotheek; klanten kunnen worden gehinderd door rigide ordeningen.

Hiertegenover staat een visie op de bibliotheek die te vinden is in het essay 'De verbeelding van de bibliotheek' van Michel Foucault5. Dit gaat over het boek 'De verzoeking van de Heilige Antonius' van Gustave Flaubert. Foucault kenmerkt dit als een boek dat zich uitstrekt over de hele ruimte van bestaande boeken, deze overschaduwt, verbergt en zichtbaar maakt. Het brengt als het ware de inhoud van de bibliotheek tot leven, een inhoud waarin een schat aan verbeelding ligt verborgen. Een citaat: 'Het imaginaire (..) breidt zich van boek tot boek uit tussen de schrifttekens, tussen de regels, in de speelruimte van de herhalingen en de commentaren (..). Het is een verschijnsel dat in de bibliotheek voorkomt'6.

Dit beeld is een contrast met de rationele ordening in de bibliotheken. Het is een pleidooi voor een rol van de bibliothecaris niet alleen als wegwijzer naar bestaande ordeningen, maar ook als hulp bij het creëren van nieuwe ordeningen. Zoeksystemen zouden daarbij niet uistsluitend gericht moeten zijn op het vinden van een antwoord op een concrete vraag, want wetenschappers zijn lang niet altijd op zoek naar een concreet antwoord op een concrete vraag. Het gaat om de meerwaarde die ontstaat als verschillende informatiebronnen samenkomen. Het gaat niet om wat je zoekt, maar om wat je wilt creëren. Foucaults essay betreft de traditionele bibliotheek; hij spreekt over fysieke begrenzingen. De toekomstige, onbegrensde bibliotheek vraagt hoe dan ook om nieuwe methoden en technieken, om nieuwe ontsluitingsmechanismen. De vernieuwing biedt daarom een uitgelezen mogelijkheid tot herbezinning op de rol van de bibliotheken op het gebied van ontsluiting van informatie. We zouden moeten proberen daarbij vorm te geven aan het beeld dat in Foucault's essay naar voren komt: de verbeelding als onderdeel van het bibliotheeksysteem.

Ik kom dan nu bij de sociale functie van de bibliotheek.

Het opvragen, bestuderen en verwerken van informatie kan in toenemende mate plaatsvinden vanaf de werkplek, bij de universiteit of thuis. De bibliotheek geeft hulp bij het verkrijgen en verwerken van informatie. Deze hulp is er op gericht de klant directe toegang tot de informatie te verschaffen. Komen er in de toekomst dan nog wel mensen naar het bibliotheekgebouw? Deze vraag is voor de Universiteitsbibliotheek Utrecht des te meer relevant omdat het de bedoeling is dat rond de eeuwwisseling in De Uithof een nieuw bibliotheekgebouw staat op de plaats waar nu de Pelikaan staat.

Ik weiger te geloven dat iedereen zich voor het verkrijgen, verwerken en produceren van informatie thuis zal terugtrekken. Mensen willen samenwerken, ze willen communiceren over hun ervaringen, hun mogelijkheden en resultaten, en ze willen deze niet zelden gezamenlijk verwerken. Hiervoor is de bibliotheek een uitstekende plaats. Ik wijs er op dat iedere morgen bij de bibliotheek aan de Wittevrouwenstraat een drom mensen staat om daar vaak door hen zelf meegenomen boeken te bestuderen. Dit is de zogenaamde en veelbesproken herbergfunctie. Een droge, warme plek om te studeren en om collega's te ontmoeten. Vanwege de sfeer en de ambiance biedt de bibliotheek hiervoor een prima gelegenheid. Omdat de nieuwe ontwikkelingen de toch al niet geringe trend tot individualisering versterken, zal, als een reactie op deze trend, de behoefte aan zo'n ontmoetingsplaats eerder toe- dan afnemen. Wel zal de bibliotheek moeten voorzien in werkplekken die de bezoeker ook technisch in staat stellen alle mogelijkheden ter plaatse te benutten. In toenemende mate zullen dit werkplekken moeten zijn waar door meer personen kan worden samengewerkt.

Maar de bibliotheek is tevens de aangewezen plek om mensen die nog niet zo bekend zijn met de nieuwe mogelijkheden van informatievoorziening, hiermee vertrouwd te maken. In de eerste plaats omdat de bibliotheek verstand heeft van informatievoorziening. In de tweede plaats omdat de bibliotheek een relatief lage drempel heeft. Dit heeft bijvoorbeeld boeiende consequenties voor de openbare bibliotheken in de regio. Zij kunnen een rol van betekenis spelen in de ontwikkeling van een regionale communicatiestructuur: mensen vertrouwd maken met nieuwe media, de bezoekers fysiek toegang geven tot Internet, het verschaffen van toegang tot databestanden, het helpen van mensen met hun eerste wankele schreden op de digitale snelweg, het bieden van een gelegenheid voor laagdrempelige cursussen. Hiervoor is het nodig dat de voorzieningen van deze bibliotheken worden versterkt en dat het personeel wordt bijgeschoold. Indien dat nuttig is, wil de Universiteitsbibliotheek daar graag ondersteuning bij bieden.

Het derde en laatste aspect dat ik wil bespreken is de culturele functie. Deze wordt wel omschreven als het bewaren en ontsluiten van het culturele erfgoed. Velen associëren deze rol onmiddellijk met handschriften en oude drukken en koppelen hieraan de onvermijdelijke vraag of het boek gaat verdwijnen.

Om te beginnen wil ik er op wijzen dat er vele praktische aspecten aan het boek zitten waarmee we zeer vertrouwd zijn en waar we niet eenvoudig afstand van zullen kunnen doen. Maar tevens kan worden geconstateerd dat de verkoop van boeken nog steeds stijgt. Boeken hebben een functie.

Voor de uitwisseling van data, zeker wanneer deze frequent veranderen, en voor kleine hoeveelheden informatie biedt de moderne technologie betere mogelijkheden. Het telefoonboek heeft zijn langste tijd wel gehad. Maar voor een lineaire tekst van meer dan enkele paragrafen, voor de ontwikkeling van een complexe argumentatie, daar waar de tekst geleidelijk inzicht en begrip bij de lezer moet opbouwen, maar ook wanneer langdurig onafgebroken wordt gelezen: in deze gevallen is geen goed alternatief voor het boek voorhanden7. Bij het MIT in de Verenigde Staten wordt op het ogenblik onderzoek gedaan dat er op is gericht een boek te ontwikkelen met blanco pagina's. Je kunt dit in een oplaadstation stoppen, waardoor het na 20 minuten volstaat met tekst en plaatjes. Wat erin komt te staan kan de gebruiker via zijn computer aangeven. Een op de persoon toegesneden boek, niet op een beeldscherm, maar op papierachtig materiaal: licht, gemakkelijk mee te nemen en overal te lezen. Het boek is aan het eind van de dag weer eenvoudig uit te wissen, zodat er nieuwe informatie kan worden opgenomen. De vorm van het boek is blijkbaar zo slecht nog niet. Maar de vorm van het boek leeft nu blijkbaar ook zijn eigen leven in de nieuwe ontwikkelingen en het laat zich moeilijk voorspellen waar dat toe zal leiden.

Terug naar de culturele functie van de bibliotheek. Een voor de hand liggende en ook welkome ontwikkeling is dat nieuwe technologie wordt ingezet bij het ontsluiten van onze bijzondere collecties. De fysieke toegang tot die collecties is namelijk uit conserverings-oogpunt beperkt. Met behulp van digitalisering zullen mensen ook op hun eigen werkplek kunnen werken met deze collecties, waarbij uiteraard het origineel nog steeds op de bibliotheek zelf beschikbaar is. Maar er is meer. Waar gaat het namelijk om bij de culturele functie? Waarom is er belangstelling voor onze bijzondere collecties? Waarom zijn we zo trots op ons Utrechts Psalter?

Het gaat niet louter om informatie of kennis die in deze documenten ligt opgeslagen. Heeft ook te maken met de tastbaarheid van het aandenken aan het verleden, de vormgeving, het document als medium waarmee de informatie toegankelijk wordt gemaakt. En juist de combinatie van medium en informatie leert ons van alles over de wijze waarop men met informatie omging en daardoor over de samenleving waarin het document werd geproduceerd. Zoals we nu zorgvuldig handschriften, oude drukken en bijzondere edities bewaren, zullen we ook in de toekomst niet alleen de kennis blijvend opslaan, maar ook inzicht moeten blijven geven in de media waarmee deze kennis wordt verspreid. En deze rol wordt nog boeiender dan nu al het geval is: het aantal media neemt namelijk toe en de keuze van het medium wordt meer en meer gekoppeld aan de inhoud van de informatie en de wensen van de ontvanger van de informatie.

Laat ik trachten mijn betoog kort samen te vatten. Ik wil daarvoor aansluiten bij een citaat van Roel in 't Veld van zo'n zes jaar geleden:

'De deskundige-nieuwe-stijl onderscheidt zich doordat hij beschikt over voldoende wijsheid, intuïtie en creativiteit om onvoorziene problemen met nieuwe oplossingen te lijf te gaan'8.

Bij de toekomstige rol van de bibliotheek zal hiermee terdege rekening moeten worden gehouden: de kennis ligt opgeslagen maar de toegang ertoe moet zodanig worden gerealiseerd dat intuïtie en creativiteit gestimuleerd worden. Het citaat is echter ook van toepassing op hen die nadenken over de toekomst van de bibliotheek. Ook zij moeten zich niet strikt laten leiden door de kennis van de huidige processen of extrapolaties daarvan naar de toekomst. Ook hier zijn wijsheid, intuïtie en creativiteit noodzakelijk.

De toekomstige bibliotheek is onbegrensd, maar om deze situatie te bereiken moet grensverleggend werk worden verricht. En dat kan met recht een grenzeloze uitdaging worden genoemd.

Voetnoten