Abstract
Het is algemeen bekend dat de Europese zendingsgenootschappen een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan de opbouw van het onderwijs voor de Bataks, in het bijzonder voor de Christenen onder hen. Maar kwam het initiatief alleen van deze genootschappen? Welke was de rol van de Bataks zelf, en hoe groot was
... read more
deze? En in hoeverre was de koloniale overheid
actief op dit gebied?
Deze dissertatie wil het verhaal bieden van de geschiedenis van het schoolonderwijs onder de Christen-Bataks. Zij gaat uit
van de hypothese dat hun vooruitgang op onderwijsgebied de resultante was van de ontmoeting tussen de Bataks en de
zendingsgenootschappen, tot op zekere hoogte gestimuleerd door initiativen van de koloniale overheid. Het
zendingsgenootschap dat de partner werd van de (Toba-)Bataks was de Rijnse Zending (Rheinische Missionsgesellschaft,
RMG), een Duitse organisatie die in Batakland en naburige streken werkzaam was van 1861 tot 1940.
Uitgaand van deze hypothese dan wil deze dissertatie een beschrijving geven van de stichting, de motivatie, het doel en de
inhoud van het schoolonderwijs dat de RMG gedurende de periode van haar werkzaamheid in Batakland verzorgde.
Daarnast wordt de pedagogische visie van de RMG en haar standpunt inzake de plaats en de functie van het onderwijs in het
geheel van haar arbeid besproken. Vanuit een ander gezichtpunt word het traditionele onderwijssysteem van de Bataks
beschreven, worden de factoren aangeduid die de Bataks eertoe brachten het Westers onderwijs enthousiast te verwelkomen,
en wordt hun eigen rol in de ontmoeting geschetst alsmede de doelen die zij door middel van het onderwijs wilden realiseren.
Na de Inleiding volgen drie delen, die elk meerdere hoofdstukken omvatten. Deel I biedt een overzicht van de context en
achtergrond van de ontmoeting, met een algemeene beschrijving van de betrokken partijen. Dit deel bestaat uit drie
hoofdstukken. Hoofdstuk 1 biedt een beknopt overzicht van de geschiedenis van het onderwijs in Indonesië; het laat zien in
hoe grote mate het zendingsonderwijs in Indonesië in het algemeen en het onderwijssysteem van de RMG in Batakland in het
bijzonder verbonden waren met onderwijssysteem van de Nederlandse koloniale overheid en zelfs daarvan afhankelijk
waren. Hoofdstuk 2 geeft een korte beschrijving van de Batak-samenleving voor en tijdens de komst van de zendelingen,
waarbij de nadruk valt op het traditionele onderwijssysteem. Dit hoofdstuk geeft inzicht in de mogelijkheid en
onmogelijkheid bepaalde aspecten en elmenten van dit traditionele onderwijs te integreren in het onderwissysteem van de
RMG, en voor de motieven van de zending bij het accepteren of verwerpen van deze aspecten en elmenten. Hoofdstuk 3 biedt
een detailschets van de onderwijsfilosofie die de zendelingen meebrachten en verder ontwikkelden voor en na hun aankomst
in Batakland, en hoe deze filosofie aan hen werd doorgegeven welke andere partijen het denken en handelen van de
zendelingen op onderwijsgebied verrijkten. Al deze gegevens kunnen bijdragen tot een beter verstaan van de arbeid van de
RMG op het gebied van het onderwijs, van de onderwijsfilosofie en -praktijk die zij in Batakland ontwikkelde. Tevens
kunnen zij beter zichtbaar maken in hoeverre de ervaringen opgedaan in de ontmoeting tussen de zending en de Bataks
uitoefenden op de onderwijsfilosofie van de RMG in het moederland.
Deel II bevat een analyse van de arbeid van de RMG op onderwijsgebied gedurende de gehele periode waarin de zending
onder de Bataks werkte (1861-1940), en laat de processen zien die op gang kwamen in de ontmoeting tussen de Bataks en
de zending. De genoemde periode kan worden verdeeld in drie perioden of secties. In elk daarvan treden bepaalde
kenmerken en thema's op de voorgrond. Deze verdeeling heeft echter geen absolute geldigheid, omdat gebeurtenissen en
trends in een bepaalde periode niet tot die periode beperkt waren. Zij wordt slechts gehanteerd als hulpmiddel om te
onderscheiden welke zaken in elke periode op de voorgrond traden. Echter is het van belang de gehele periode 1861-1940
as een historische eenheid te beschouwen.
De eerste periode (1861-1882), die wordt geanalyseerd in Hoofdstuk 4, was een tijd van pioniersarbeid, waarin de
grondslagen werden gelegd voor het onderwijssysteem en het netwerk van scholen. In deze jaren bezaten de Rijnse
zendelingen geen duidelijke en samenhangende onderwijsfilosofie. In de tweede periode (1883-1914), die besproken wordt
in Hoofdstuk 5, bereikt de ontwikkeling van het onderwijs haar hoogtepunt, zowel in kwantitatief als kwalitatief opzicht.
Het antaal scholen en scholieren neemt toe en de onderwijsfilosofie kristalliseert zich uit na een intense worstelling van de
zendelingen om te komen tot een onderijssysteem dat voldeed aan de behoeften van de Batak-samenleving. De derde periode
(1915-1940), besproken in Hoofdstuk 6, beschrift de crisis die de Rijnse Zending in het algemeen en het onderwijswerk van
de RMG in het bijzonder overspoelde als gevolg van problemen en ontwikkelingen in en buiten Batakland. Deel II wordt
besloten door een Epiloog (Hoofdstuk 7), die aangeeft waardoor de Rijnse Zending haar activiteiten onder de Bataks moest
staken (1940), met alle gevolgen van dien voor het gehele onderwijs en het netwerk van scholen dat gedurende bijna 80
jaren was opgebouwd.
Deze dissertatie eindigt met Deel III, waarin het process van ontmoeting met de problemen die zich daarbij voordeden wordt
geëvalueerd, conclusies worden getrokken en hierop wordt gereflecteerd. Hoofdstuk 8 geeft en beknopt overzicht van de
invloed die door de arbeid van de RMG op onderwijsgebied is uitgeoefend, in het bijzonder op de Bataks; het evalueert deze
invloed en laat tevens de vruchten zien die beide partijen van de inspanningen op onderwijsgebied plukten, vroeger en tot
op de huidige dag.
show less