Abstract
Deze studie analyseert en evalueert de ontwikkeling van het theologisch onderwijs op Jamaïca van 1841 tot 1966. Ze valt in twee delen uiteen. Het eerste deel bepaalt de historische, socio-culturele en zendingscontext waarin ambtsonderricht in deze periode zijn intrede deed in het land. Het concentreert zich op deTainos nederzetting op
... read more
Jamaïca (1494-1509) alsmede op de problematische verhouding
tussen christelijke zending en westers expansionisme ten tijde van de Spaanse
heerschappij (1509-1655), de Britse overheersing (1655-1962) en de onafhankelijke natie
(1962-), en op de ontwikkelingen in het onderwijs vóór en na de onafhankelijkheid
(1962). In een kort historisch overzicht worden de verschillende stadia van kolonialisme,
slavernij, emancipatie en onafhankelijkheid kritisch onderzocht. Beoordeeld wordt, hoe
etnocentrisme, sociaal-politieke problemen en de 'interculturatie' in een multiculturele en
pluralistische samenleving van invloed waren op de zending van de kerk op Jamaïca en
de andere Caraïbische gebieden. Dit deel van het werk geeft nodige en nuttige
achtergrondinzichten in de historische en sociaal-culturele krachten en factoren die de
ontwikkeling van het theologisch onderwijs op Jamaïca gedurende een tijdspanne van
125 jaar hielpen vormgeven.
Het onderzoek schetst en bekritiseert ontstaan en groei van de vier denominaties die
een aandeel hadden in de ontwikkeling van het theologisch onderwijs op Jamaïca: de
Church of England in Jamaïca (1655-1966), de Baptisten (1783-1966), de Methodisten
(1789-1966) en de Presbyterianen (1823-1966). Tussen 1655 en 1825 stond de Church of
England in Jamaïca onder de jurisdictie van de Bisschop van Londen, en in de achttiende
en negentiende eeuw werden de Baptistische, Methodistische en Presbyteriaanse kerken
geleid en bestuurd door Amerikaanse en Britse zendelingen. Daardoor kwam het
leiderschap van de kerken op Jamaïca onder het oppermachtige gezag van buitenlandse
zendelingen die weinig waardering aan de dag legden voor de inheemse cultuur en
leiderschap. Niettemin wisten Jamaïcanen als Aemilius Alexander Barclay (1876-1926),
Percival William Gibson (1893-1970), Menzie Edward Williamson Sawyers (1905-1980)
en Hugh Braham Sherlock (1905-) zich te onderscheiden als inheemse kerkleiders, met
name in hun kerkelijke betrokkenheid en op het gebied van onderwijs. Met uitzondering
van de Baptistische Kerk werden van 1655 tot 1904 Jamaïcanen van Afrikaanse en
Aziatische afkomst uitgesloten van het ambt in de Protestantse kerken. Inheemse arbeid
en leiderschap kregen een ondergeschikte, dienende plaats toebedeeld binnen de
kerkelijke instellingen. Daardoor boette de missie van de kerk als brenger van geestelijke
groei, verzoening en sociale verandering veel in aan relevantie en effectiviteit. De
dynamische missie van de kerk werd gereduceerd tot één van instandhouden, zwalkend
tussen betrokkenheid en neutraliteit ten aanzien van het verbeteren van het etnocentrische
en materialistische beleid en de benarrende en onderdrukkende praktijken van de Euro-Jamaïcanen.
De meeste protestantse zendelingen van die tijd (1655-1966) lieten zich niet
in met de risico's en de kwetsbaarheid die essentiële elementen zijn van een relevante en
authentieke zending van de kerk in een verbrokkelde en pluralistische samenleving. Zij
waren meer bezorgd om het instandhouden van hun opgelegde orthodoxieën en het
'brengen van beschaving' dan om de verkondiging van Gods Koninkrijk.?De protestantse kerken op Jamaïca hechtten opmerkelijk veel belang aan het
educatieve werk van hun kerkelijke instellingen. Dit kwam vooral tot uiting in de
verschillende voorbereidende en voortgezette scholen en de lerarenopleidingen en
theologische hogescholen die zij vestigden. De zendelingen gaven financiële steun en
deden belangrijk werk voor deze onderwijsinstellingen. Zij waren de pioniers in het
onderwijs tussen 1655 en 1966. Onderwijs werd door de kerken op Jamaïca beschouwd
als de sleutel tot sociale mobiliteit, vooral voor de mensen van Afrikaanse en Aziatische
afkomst, gemarginaliseerd, arm en berooid als die waren. De educatieve zending van de
kerken zorgde uiteindelijk voor gekwalificeerde Aziatische en Afro-Jamaïcaanse
studenten voor de protestantse theologische hogescholen. Zo werden de ambtsdragers van
de protestantse kerken en het docentencorps van de theologische hogescholen in de
tweede helft van de twintigste eeuw inheems. De zendingsgeschiedenis illustreert de
historische, sociale, cultureel theologische en geestelijke context waarin ambtsopleidingen
op Jamaïca ontstonden van de negentiende tot de twintigste eeuw.
Het tweede deel van het onderzoek bestudeert op systematische en empirische wijze
de geschiedenis van het theologisch onderwijs op Jamaïca (1841-1966). De nadruk ligt
op het United Theological College of the West Indies en zijn vier voorgangers. Dit deel
belicht de politieke, sociale, culturele, missiologische en educatieve factoren en krachten
die zich verstrengelden en de vormgeving schraagden van het model van theologisch
onderwijs dat op Jamaïca ontstond in de bestudeerde periode. De inhoud, methoden en
doelstellingen die de opkomst van het ambtsonderricht inspireerden en versoepelden
roepen gepaste vragen op ten aanzien van de invloed van positivisme, Darwinisme en
imperialisme op het theologisch onderwijssysteem op Jamaïca.
De protestantse hogescholen werden opgericht door Britse zendelingen. Zij werden
beheerst en vormgegeven door zendelingen, daar de overzeese zendingsgenootschappen
de meeste financiële steun verschaften en verantwoordelijk waren voor de aanstelling van
presidenten en beheerders. De zendelingen waren overwegend Brits in hun theologische
opleiding en culturele oriëntatie. Daardoor brachten zij hun klassieke en filosofische
modellen van theologisch onderwijs van Engeland naar Jamaïca over. De uitheemse staf
was vaak niet vertrouwd met de ervaringen van de gemeenschap en het uit het moeder-land
geleende curriculum was niet relevant voor alle behoeften en doelstellingen van de
Caraïbische bevolking. Dit werk beoogt daarom een kritische beoordeling van de
mogelijkheid om ideeën en educatieve methoden, ontstaan in een bepaalde omgeving te
verplaatsen en hanteren in een andersoortige samenleving.
Dit deel richt de schijnwerper op de vier stadia in de ontwikkeling van het
theologisch onderwijs op Jamaïca (1841-1966). Eerst was er het confessioneel ambtson-derricht
(1841-1913). Dit proces werd in gang gezet door de protestantse zendelingen en
resulteerde in de oprichting van vier confessionele theologische hogescholen: de theolo-gische
academie van de Presbyterianen (1841), Calabar College van de Baptisten (1843),
Bishop's College van de Anglicanen (1858) en het York Castle theologisch instituut van
de Methodisten (1875). Vervolgens was er coöperatief theologisch onderricht, waarin de
verstandhouding tussen de protestantse hogescholen werd verdiept en de samenwerking
versterkt. Ten derde, als gevolg van de inspanningen die de kerken binnen het
coöperatief theologisch onderwijsmodel deden om de kwaliteit van het ambtsonderricht te
verbeteren, de uit de hand lopende kosten ervan te verminderen en tegemoet te komen
aan de aanbevelingen van de Wereldraad van Kerken, zag het oecumenisch theologisch?onderwijs het daglicht (1954-1966). Deze fase werd ingeluid door de fusie van
Caenwood College (Methodistisch) en St. Colme's Hostel (Presbyteriaans) tot Union
Theological Seminary (1954). Tenslotte werd dit verder uitgebreid door het opgaan van
Union Theological Seminary, Calabar College en St. Peter's College (Anglicaans) in het
United Theological College of the West Indies (1966). Dit was de dageraad van een
nieuwe tijd, de weerslag van de ijver van elf gemeenschappen en negen denominaties uit
zestien gebieden in de Caraïben en de Amerika's voor oecumenisch theologisch
onderwijs.
De studie besluit met een reflectie op het United Theological College of the West
Indies. Dit hoofdstuk houdt zich bezig met een terugblik op de periode 1841-1966, het
richt de blik op de huidige situatie en geeft richtlijnen en aanbevelingen voor de toekom-stige
ambtsopleiding aan het United Theological College of the West Indies.
show less