Abstract
Dit onderzoek houdt zich bezig met de contrastieve vergelijking van fraseologismen van het Duits en het Nederlands. Fraseologismen zijn vaste woordverbindingen van twee of meer woorden, waarvan de betekenis vaak een metafoor bevat, die afwijkt van de letterlijke betekenis. Deze metaforische betekenis wordt aangeleerd en als één lexicale eenheid opgeslagen
... read more
in het mentale lexicon. Voorbeelden van fraseologismen zijn uitdrukkingen, gezegden en spreekwoorden. De fraseologismen die in dit onderzoek geanalyseerd worden, noemt men in het Duits ook wel “Somatismen”. Dit zijn fraseologismen die een somatische referentie bevatten zoals bijvoorbeeld hand. De somatische referenties die in dit onderzoek gehanteerd worden zijn hand, hart, mond en hoofd, welke in het Duits respectievelijk Hand, Herz, Mund en Kopf zijn.
Voor onderzoek binnen de contrastieve fraseologie worden regelmatig verschillende soorten equivalentiemodellen gebruikt. Dit zijn modellen die een bepaalde soort categorisering hebben opgesteld, die fraseologismenparen van twee of meer talen indelen in de mate van overeenkomst. De equivalentiemodellen die in dit onderzoek gehanteerd worden, zijn die van Korhonen (2007), Henschel (1993), Gläser (2011), Földes (1991), Koller (2007), Hessky (2017) en Kempcke (1989).
De fraseologismen in dit onderzoek zijn van woordenboeken van verschillende Nederlandse uitgevers verworven. Er zijn zowel Nederlands-Duitse als ook Duits- Nederlandse woordenboeken gebruikt. Er is gezocht naar de vier bovenstaande somatische referenties in de woordenboeken van allebei de talen. Vervolgens is het criterium, dat de fraseologismenparen in minstens drie van de vier woordenboeken opgenomen dienen te zijn, opgesteld. Hieruit is een woordenlijst onstaan met in totaal 100 Duits-Nederlandse fraseologismenparen. Vervolgens is met behulp van elk van de zeven equivalentiemodellen de mate van equivalentie bepaald. Voorts zijn de verschillen in de toekenning van de mate van equivalentie beschreven. Zo werd onderzocht of er een specifiek verband is tussen de equivalentiemodellen. Ook werd een generalisatie van de verschillende equivalentieniveaus opgesteld, welke vervolgens gekwantificeerd werd aan de hand van de 100 fraseologismenparen. Hiermee kunnen uitspraken worden gedaan over de frequentie waarmee verschillende equivalentieniveaus optreden in dit onderzoek.
Uit de resultaten blijkt dat de onderzochte Nederlandse en Duitse fraseologismen relatief het vaakst volledig equivalent zijn van alle verschillende equivalentieniveaus. De equivalentiemodellen kennen enkele verschillen ten opzichte van elkaar, maar de verschillen zijn niet zodanig groot, dat er geen generalisatie van de modellen mogelijk is.
show less