Abstract
Toen Napoleon in 1801 meer wilde weten over de toentertijd meest geavanceerde filosofie, namelijk die van Kant, werd aan hem een brochure opgedragen waarin Kants filosofie door middel van aanschouwelijke modellen verklaard werd.
In de brochure voor Napoleon werd denken als een soort spijsvertering voorgesteld, waarin wij iets toevoegen aan
... read more
de stoffen die we vanuit de buitenwereld opnemen om ons deze eigen te kunnen maken. De rol van de menselijke waarnemingsvermogens werd vergeleken met een gekleurde bril: als we de wereld door een rode bril bekijken, zullen we alles rood getint waarnemen. Daaruit mogen wij echter niet concluderen dat de wereld inderdaad rood is - kleuren worden immers door ons waarnemingsapparaat toegevoegd aan de impressies die wij ontvangen. Deze argumentatie, zo werd Napoleon verteld, is in bijzondere mate geschikt om Kants filosofie voor een Fransman, die in de traditie van de filosofie van Descartes is opgegroeid, begrijpelijk te maken.
Diepgaand debat
Dergelijke vergelijkingen riepen een verrassend heftige reactie op bij volgelingen van Kant in Duitsland, auteurs als Schelling en Hegel die zichzelf zagen als officiële vertegenwoordigers van een - door Kant geïnspireerd - idealisme. Wat zich hier ontvouwt is meer dan een debat over de gangbaarheid van bepaalde concrete modellen voor fundamentele filosofische theorieën. Hele filosofische stromingen worden ter discussie gesteld; de onschuldige rode bril geeft niet alleen aanleiding tot een twist over de verhouding tussen Cartesianisme en idealisme, maar ook tussen empirisme en rationalisme, Newtonianisme en mystiek, en vele andere stromingen of theorievormen.
Systeem en wetenschap als concepten
De debatten krijgen structuur door twee concepten die vanaf die tijd ons denken over filosofie en wetenschappen bepalen: “systeem” en “wetenschap”. Ze worden verbonden door een idee van een zich als absoluut fundamenteel begrijpende filosofie. Ook deze concepten waren echter niet toereikend om eenduidige en overzichtelijke demarcatielijnen tussen de uiteenlopende stromingen en wetenschapsopvattingen aan te geven. Wij vinden heel onverwachte coalities en breuklijnen tussen deze stromingen.
Het moderne denken
De conclusie moet dus zijn: in de jaren rond 1800 begint zich de overtuiging te ontwikkelen dat de filosofie over zichzelf moet nadenken en daarbij de grote stromingen uit het verleden moet beoordelen. Een nieuw bewustzijn van de historische ontwikkeling van de filosofie gaat hier gepaard met een reflectie op de concepten “systeem” en “wetenschap”. Het debat over de rol van gekleurde brillen tussen idealisme en Cartesianisme laat de laatste stap zien van een - pas in die tijd afgesloten - proces waarin filosofiegeschiedenis aan de ene kant en de concepten “systeem” en “wetenschap” aan de andere hun betekenis krijgen, een proces dus waarin essentiële conceptuele resources van het moderne denken ontstaan.
show less